Wetenschappelijke naam: Adelges laricis
Synoniemen: Adelges coccineus
Nederlandse naam: Larikswolluis
Taxonomische indeling: Hemiptera: Adelgidae
Beschrijving en levenscyclus:
De wolluizen (Adelgidae) op coniferen zijn kleine insecten die wat op de bladluizen (Aphididae) lijken, maar in afwijking tot bladluizen hebben wolluizen korte voelspriet-segmenten en gereduceerde vleugels. De meeste soorten hebben een waardplantwisseling met als hoofdwaard Picea. Deze familie die zich op naalden ontwikkelt, produceert aanzienlijke hoeveelheden witte, wasachtige ‘wol’ waarmee de luizen zich omhullen. Hun levenscyclus is zeer complex, vaak onvolledig en met veel variaties in hun verschijning en waardplant.
Adult: gevleugelde vrouwtjes op Larix: 1,0 – 1,5 mm lang; donker groen met grijsgroene kop en borststuk. Voorvleugels ca. 0,5 mm lang.
Gevleugelde vrouwtjes op Picea: 1,9 – 2,0 mm lang. Grijsachtig tot zwartachtig. Voorvleugels zijn ca. 0,6 – 0,7 mm lang.
Larve: grijsachtig of purperachtig grijs gekleurd.
Ei: grijsachtig zwart. Bedekt met een witachtige waas.
De larven overwinteren op bast van eenjarige twijgen van Larix, vaak dichtbij een knop. Ze worden in april volwassen en zetten dan eitjes in onbeschermde clusters aan de bladbasis af. De jonge larfjes voeden zich met de jonge, uitlopende naalden en worden een maand later volwassen. Daarna migreren ze naar de fijnspar (Picea abies) en soms ook naar de sitkaspar (P. sitchensis). Ondertussen blijft de laatste generatie zich ook op de lariksnaalden sterk vermenigvuldigen. De luizen produceren grote hoeveelheden witte, wolachtige was en kleverige honingdauw. De gevleugelde exemplaren die naar de fijnspar migreerden, ontwikkelen zich tot een ongevleugelde, eierleggende (ovipare) vorm. Uit hun eitjes ontwikkelen zich het volgend voorjaar gallenvormende larfjes. De gallen zijn karakteristiek door hun wasachtig uiterlijk. Ze zijn crèmeachtig en relatief klein (ca. 10 – 15 mm lang). De larfjes zijn in de zomer volwassen en hun gevleugelde vormen migreren terug naar de Larix, waar ze op de naalden hun eitjes leggen.
Type aantasting:
Zuigen aan naalden.
Waardplanten:
Hoofdwaard: Picea abies en soms ook P. sitchensis. Tussenwaard: Larix.
Aangetaste plantendelen:
Naalden.
Aantastingsbeeld:
De naalden worden door grote hoeveelheden witte wolachtige was misvormd. Ze vergelen en verliezen hun vorm. Op de gallen zijn korte, stekelachtige naaldresten te vinden.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting is specifiek.
Schade:
Bij Larix kan een sterke aantasting tot een voortijdig afsterven van naalden en takken leiden.
Bij Picea kunnen gallen de groei van twijgen remmen.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland zijn een enkele maal zware aantastingen waargenomen.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.