Wetenschappelijke naam: Adoxophyes orana
Synoniemen: Capua reticulana
Nederlandse naam: Vruchtbladroller
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Tortricidae
Beschrijving en levenscyclus:
De bladrollers (Tortricidae) zijn een grote talrijke familie van vrij kleine vlindertjes met relatief brede en rechthoekige voorvleugels. De meeste soorten houden de vleugels in rust als een dakje, vele lijken op vogeluitwerpselen of stukjes blad. Achtervleugels zijn meestal grijsachtig bruin. De larve leeft gewoonlijk tussen samengevouwen of opgerolde bladeren (vandaar de naam bladroller), of boort zich in jonge twijgen of vruchten.
Adult: de vlindermot is ca. 10 mm lang. Vleugelspanwijdte is 15 – 23 mm. De kleur is vrij variabel, van licht tot donker kaneelbruin met onregelmatige donkere banden. Het vrouwtje is iets groter dan het mannetje en meestal donkerder en vager getekend. De warm roodbruine tekening van de vleugel is meestal goed zichtbaar. Achtervleugel is licht bruingrijs, halfdoorzichtig. Franje is sterk zilverglanzend.
Ei: de eitjes worden in eispiegels aan de onderzijde van het blad gelegd.
Larve: kan verschillend van kleur zijn. Het net uit het ei gekomen rupsje is lichtgeel met zwarte kop. De halfwas rups is grijsgroen met donkere kop. De volgroeide rups is vuilgroen met een geelbruin, doorschijnend halsschild en okergele kop.
Pop: de verpopping vindt plaats in mei – juni (eerste generatie) en augustus – september (tweede generatie).
De vlinder brengt gewoonlijk twee generaties per jaar voort. De adulten van de eerste generatie vliegen in juni – augustus. De eitjes worden in eispiegels gelegd en met een kleverige vloeistof bij elkaar gehouden. De tweede generatie is meestal talrijker en bereikt zijn grootste uitbreiding tussen augustus en oktober. De vlinders daarvan vliegen in september – oktober. De rupsen van de tweede generatie overwinteren in onder aan de tak vast gesponnen dood blad.
Type aantasting:
Vraat en mineren.
Waardplanten:
De zeer polyfage soort gebruikt veel fruitbomen en bij voorkeur Malus- en Pyrus-soorten. De larve treedt zeer schadelijk op Taxus op en soms op Alnus, Betula, Corylus, Lonicera, Populus, Salix, Liguster, Syringa en Rosa.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren, knoppen, vruchten.
Aantastingsbeeld:
De rupsen vreten knoppen aan. De schade die hierdoor ontstaat is doorgaans niet groot. De rups van de eerste generatie spint eerst een blad vast aan de vrucht. Daarna wordt de vruchtschil, onder de bescherming van het blad, gevreten. De appel vertoont dan een grove schilvreterij. Het blad wordt ook nog deels geskeletteerd. De rups van de tweede generatie beschadigt de vrucht door deze aan de oppervlakte ondiep aan te boren. Dit wordt ‘snoepvreterij’ genoemd.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantastingen zijn niet specifiek en kunnen verward worden met andere schadelijke insecten.
Schade:
De soort is een belangrijke beschadiger van Malus- en Pyrus-soorten.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland algemene soort.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.