Wetenschappelijke naam: Aegeria myopaeformis
Synoniemen: Synanthedon myopaeformis
Nederlandse naam: Appelglasvlinder
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Sesiidae
Beschrijving en levenscyclus:
De wespvlinders (Sesiidae) zijn middelgrote vlinders die hun naam ontlenen aan de grotendeels schubloze, doorzichtige vleugels. De vlinders lijken op wespen door hun geelzwarte tekening en glasheldere vleugels. Ze zijn overdag actief en verblijven graag in de zon. Vele soorten lijken door vorm en kleur sterk op wespen. Ze rusten gewoonlijk met de vleugels wat uitgespreid. De voorvleugels zijn relatief smal. De kleine tot middelgrote larven (rupsen) boren zich in stammen en in takken van bomen. De larven hebben gewoonlijk twee jaar lang nodig voor hun ontwikkeling. Ze zijn rolrond, meestal witachtig van kleur en het lichaam is meestal iets gezwollen achter de kop. De pop werkt zich gedeeltelijk uit de stam voordat de vlinder eruit kruipt.
Adult: vrouwtje is ca. 12 mm lang; vleugels doorzichtig, op achterlijfsegment een oranjerode ring. Bij het vrouwtje loopt de oranjerode ring aan de onderzijde van het achterlijf door, bij het mannetje is de ring aan de buikzijde wit. Het mannetje is slanker en kleiner dan het vrouwtje.
Larve: lengte tot 20 mm; lichaam vrij plomp, gewoonlijk licht gezwollen achter de kop. De eenjarige larve is wit met onduidelijke, bleekgele vlekjes, nek- en anaalschild op resp. segment 1 en 13 geelachtig bruin; kop en halsschild roodachtig bruin, gewoonlijk voor een deel in het lichaam teruggetrokken. De volgroeide tweejarige larve is bruin van kleur.
De eitjes worden in juni of juli in schorsspleten afgezet, waarna de jonge larven binnen een maand uitkomen en zich meteen in de stam boren. Ze voeden zich twee jaar lang in de stam, waarbij ze tussen de schors en het hout verblijven en tweemaal overwinteren, alvorens in mei of juni te verpoppen. De kokons van zijde en houtdeeltjes worden in de larvengang, vlak bij de uitvliegopening gesponnen, die slechts door een dun laagje bast wordt afgedekt. Hier vindt de verpopping plaats. Na ongeveer 14 dagen komen de vlinders uit.
Type aantasting:
Gangen onder de schors van stammen en takken.
Waardplanten:
Malus, Pyrus, Crataegus, Sorbus aucuparia.
Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.
Aantastingsbeeld:
Gedurende twee zomerperioden vreet de larve oppervlakkige gangen in het hout onder de schors. Het uittredende boormeel is dikwijls vochtig. De wonden kunnen invalspoorten voor kankerschimmels zijn.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting kan verward worden met andere houtborende insectensoorten.
Schade:
Door het optreden van kankerschimmels ontstaat er een kankerachtige verdikking (callus). Dit is op zijn beurt weer aantrekkelijk voor de appelglasvlinder, die op het callusweefsel zijn eitjes afzet.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland plaatselijk algemeen, in Noord- en Zuid-Holland weinig voorkomend.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.