Nederlandse naam:
Agrilus ater
Wetenschappelijke naam:
Agrilus ater

Wetenschappelijke naam: Agrilus ater
Synoniemen: Agrilus sexguttatus
Nederlandse naam: Agrilus ater
Taxonomische indeling: Coleoptera: Buprestidae

Beschrijving en levenscyclus:
De familie van de prachtkevers (Buprestidae) is een talrijke familie van vaak metaalkleurige soorten, waarvan de meeste in
Zuid- Europa voorkomen. Hun lichaam is meestal langwerpig, min of meer projectiel-vormig en naar achteren toegespitst. Ze vliegen graag rond in de felle zon en zitten bij voorkeur op bloemen. De larven zijn afgeplat en leven onder de schors.

Adult: de kever is 10 – 12 mm lang, donker olijfgroen. Dekschilden hebben elk drie kleine witte haarvlekjes. De dekschilden worden naar achteren smaller en zijn fijn getand.

Larve: de larve heeft een ivoorwitte kleur en is vrij plat en sterk gesegmenteerd. De kop ligt onder het lichtbruine halsschild dat breder is dan de rest van het lichaam. Een volwassen larve kan een lengte van 22 tot 25 mm bereiken. Aan het achtereind heeft de larve twee zwarte tangetjes met twee tandjes aan elk tangetje. De jonge larven zijn reeds in het ei met hun kop in de richting van de boomschors gedraaid, zodat zij meteen bij het uitkomen onder het ei in de schors kunnen gaan boren.

De kevers vliegen in juli. In deze periode worden de eitjes dakpansgewijs, in groepjes van 5 – 6 stuks, op de zuidzijde van de stam in de schorsspleten afgezet. De larven maken gangen onder de bast. De gangen van jonge larven zijn hooguit 1 – 2 mm breed en die van de oudere larven tot ongeveer 3,5 mm. De gangen zijn gevuld met boormeel. De jonge larven boren verticaal op de stam lopende gangen. In een later stadium verlopen de gangen zigzaggend horizontaal, dus dwars op de stam. Hierdoor wordt de boom geringd en treedt er sterfte op. De larve overwintert een of tweemaal in een holte in de bast. Daar vindt ook de verpopping plaats. De jonge kevers vreten een uitvlieggat dat typisch halfcirkel- of D-vormig is. De volwassen kevers voeden zich met bladeren, vooral aan de zonzijde van de kroon, die ze met typische scherpe hoeken aanvreten.

Type aantasting:
Gangenstelsels onder de bast.

Waardplanten:
Populus- en Salix-soorten.

Aangetaste plantendelen:
Cambiale laag van stam en takken.

Aantastingsbeeld:
De larve vreet in het cambiale deel van de stam en komt slechts zelden in het spinthout. De aantasting concentreert zich vooral op de onderste delen van de stam.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De popwieg wordt in tegenstelling tot de andere Agrilus – soorten in de bast en niet in het hout uitgeknaagd.

Schade:
De kever is secundair schadelijk. Dat betekent dat gewoonlijk verzwakte bomen kunnen worden aangetast. Vooral oudere bomen en door een extreem droge zomer verzwakte bomen hebben onder de aantasting te lijden.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland komt deze soort niet voor.

Bestrijding:
Als preventie tegen de warmteminnende kever wordt aanbevolen de bomen in gesloten opstanden of met een hoog opgaande struiklaag te laten opgroeien. Plotselinge vrijstelling van bomen kan licht en warmte in de opstand brengen en daardoor de kever in de kaart spelen.

Afbeeldingen: