Wetenschappelijke naam: Agrilus biguttatus
Synoniemen: Agrilus pannonicus
Nederlandse naam: Eikenprachtkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Buprestidae
Beschrijving en levenscyclus:
De prachtkevers (Buprestidae) zijn een talrijke familie van vaak metaalkleurige soorten, waarvan de meeste in
Zuid-Europa voorkomen. Hun lichaam is meestal langwerpig, min of meer projectiel-vormig en naar achteren toegespitst. Ze vliegen graag rond in de felle zon en zitten bij voorkeur op bloemen. De larven zijn afgeplat en maken gangen onder de schors.
Adult: De kever heeft een slank lichaam met een lengte van 8 – 13 mm. De kop is hoekig en ligt diep in het borststuk verzonken. De ogen zijn vrij groot. De dekschilden zijn metaalachtig groen, blauwgroen of staalblauw en hebben twee kleine witte vlekjes. De soort heeft een dubbele halsschildrand.
Ei: De eitjes zijn boonvormig met een doorsnede van 1,5 mm.
Larve: De larve heeft een ivoorwitte kleur en is vrij plat en sterk gesegmenteerd. De kop ligt onder het halsschild dat lichtbruin van kleur is en breder dan de rest van het lichaam. Aan het eind van het achterlijf zitten twee kleine zwarte tangetjes. Volgens de Nederlandse veldwaarnemingen meet een volwassen larve 20 – 30 mm. De literatuur vermeldt ook wel tot 50 mm.
Pop: De popwieg ligt in de bast en wordt door de larve gemaakt. De jonge kever moet zichzelf uit de bast bevrijden door een uitvlieggat te knagen. Deze opening is halfcirkel- of D-vormig met een breedte van ongeveer 2,5 – 3,5 mm.
De kevers vliegen van medio juni tot medio juli. In deze periode worden de eitjes dakpansgewijs, in groepjes van 5 – 6 stuks op de zuidzijde van de stam in de schorsspleten afgezet. De larven maken gangen onder de bast. De gangen van jonge larven zijn hooguit 1 – 2 mm breed en die van de oudere larven tot ongeveer 3,5 mm. De gangen zijn gevuld met boormeel. De jonge larven boren verticaal op de stam lopende gangen. In een later stadium verlopen de gangen zigzaggend horizontaal, dus dwars op de stam. Hierdoor wordt de boom geringd en treedt er sterfte op. De larve overwintert een of tweemaal in een holte in de bast. Daar vindt ook de verpopping plaats. De jonge kevers vreten een uitvlieggat dat typisch halfcirkel- of D-vormig is. De volwassen kevers voeden zich met eikenblad, vooral aan de zonzijde van de kroon, dat ze met typische scherpe hoeken aanvreten.
Type aantasting:
Een gangenstelsel onder de bast.
Waardplanten:
De soort prefereert Quercus-soorten. Soms gebruikt hij ook Fagus en Castanea.
Aangetaste plantendelen:
Cambiale laag van de stam.
Aantastingsbeeld:
De jonge kevers eten eikenblad tijdens hun rijpingsvraat. De larvengangen worden onder de bast gemaakt en tekenen zich duidelijk tegen het spinthout af. Ze lopen in een jong stadium trapsgewijs verticaal dus in de lengterichting van de stam. In een later stadium verlopen de gangen horizontaal, dwars op de stam. Een larvengang kan een lengte van ongeveer 1 m bereiken. De gangen zijn vooral in het onderste deel van de stam meestal aan de zuidwestzijde van de boom te vinden. De eerst nog lichtgekleurde bast sterft, in de nabijheid van de larvengangen, onder bruinverkleuring af. Op plaatsen waar de jonge larven zich bij vitale bomen inboren, kunnen in de bast kleine tot handbrede, zwarte afgestorven plekken (necroses) ontstaan met slijmuittreding. Door de vorming van wondweefsel sterven de jonge larven.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Jonge gangen kunnen lijken op die van de eikenspintkever, Scolytus intricatus. Oudere gangen kunnen worden verward met die van boktorren (Cerambycidae).
Schade:
De kever is secundair schadelijk, dat betekent dat verzwakte bomen kunnen worden aangetast. Hier slagen de larven erin om meterslange gangen te maken waardoor de boom wordt geringd en afsterft. De verzwakking kan zijn ontstaan door herhaalde bladvraat van bijvoorbeeld de kleine wintervlinder, Operophtera brumata of vochtstress.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De kever komt voor in geheel Europa. In Nederland sinds 1997 zeer algemeen aanwezig.
Bestrijding:
Als preventie tegen de warmteminnende kever wordt aanbevolen de eiken in gesloten opstanden of met een hoog opgaande struiklaag te laten opgroeien. Plotselinge vrijstelling van bomen kan licht en warmte in de opstand brengen en daardoor de kever in de kaart spelen.