Wetenschappelijke naam: Agrilus spec
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Prachtkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Buprestidae
Beschrijving en levenscyclus:
De prachtkevers (Buprestidae) zijn een talrijke familie van vaak metaalkleurige soorten, waarvan de meeste in Zuid-Europa voorkomen. Hun lichaam is meestal langwerpig, min of meer projectiel-vormig en naar achteren toegespitst. Ze vliegen graag rond in de felle zon en zitten bij voorkeur op bloemen. De larven zijn afgeplat en maken gangen onder de schors.
Adult: de kevers zijn 1 – 14 mm lang, metaalachtig glanzend, tamelijk beweeglijk en snel. Hun kleur varieert sterk van rood via blauw tot groen. De kop ligt diep in het borststuk (thorax) verzonken, de ogen zijn buitengewoon groot en de antennen zijn kort en getand. Vrouwtjes zijn iets langer dan mannetjes. Een aantal soorten heeft groefjes in het halsschild dat vaak een dubbele rand heeft.
Larve: pootloos, wit gekleurd, met een beitelvormige kop. Het lichaam is vrij plat en sterk gesegmenteerd. De kop ligt onder het lichtbruine halsschild dat breder is dan de rest van het lichaam. Door zijn vraat wordt ze ook de “zigzag”-worm genoemd. Overwintert een- tot twee maal.
Ei: boonvormig met een doorsnede van 1,5 mm.
De kevers vliegen in juni – juli. Ze voeren eerst een rijpingsvraat aan de bladeren van hun waardplant. Na de paring legt het vrouwtje in groepjes en dakpansgewijs 5 – 20 eitjes bij voorkeur op de zuidzijde van de stam. Ze worden met een soort witachtige kit op de stam geplakt. De uit het eitje komende larve boort een gaatje dwars door de schors en bast van de stam. De larvengangen zijn lang (ze kunnen een lengte van 1 meter bereiken), verlopen zigzaggend en dwars op de stam en zijn gevuld met boormeel. De volgroeide larve boort zich tenslotte in de bast (enkele soorten tot in het spinhout) om er een popwieg, een kleine gekromde holte aan te leggen. De overwintering en de verpopping vinden plaats in de bast. De jonge kevers vreten een uitvlieggat dat halfcirkel- of D-vormig is (herkenningsteken!). Via het uitvlieggat verlaten ze de boom. De generatieduur is gewoonlijk tweejarig.
Type aantasting:
Een gangenstelsel onder de bast.
Waardplanten:
Uitsluitend loofhout: Quercus, Fagus, Castanea, Tilia, Populus, Salix, Crataegus, Sorbus, Pyrus, Alnus, Fraxinus, Ostrya.
Aangetaste plantendelen:
Cambiale laag van de stam.
Aantastingsbeeld:
De larvengangen onder de bast tekenen zich gewoonlijk tegen het spinthout af. Ze lopen in een jong stadium trapsgewijs verticaal dus in de lengterichting van de stam. In een later stadium verlopen de gangen horizontaal. De gangen zijn vooral in het onderste deel van de stam aan de zuidwestzijde van de boom te vinden. De eerst nog lichtgekleurde bast sterft, in de nabijheid van de larvengangen, onder bruinverkleuring af. Op de plaats waar jonge larven zich bij een vitale boom inboren, kunnen in de bast kleine tot handbrede, zwarte afgestorven plekken (necroses) ontstaan met slijmuittreding. Door de vorming van wondweefsel sterven de jonge larven.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Bij een aantal soorten is de aantasting specifiek: A. viridis op Fagus. Bij andere soorten kan de aantasting met een andere soort verward worden: A. pannonicus op Quercus en Castanea; A. ater en A. suvorovi op Populus en Salix; A. sinuatus op Pyrus, Sorbus en Crataegus (zie aldaar).
Schade:
De kevers zijn secundair schadelijk, dat betekent dat door andere oorzaken verzwakte bomen kunnen worden aangetast. Hier slagen de larven erin om meterslange gangen te maken waardoor de boom wordt geringd en afsterft.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
A. pannonicus is in Nederland sinds enkele jaren als schadelijk waargenomen. A. sinuatus ontwikkelt zich op Pyrus tot een belangrijke economische belager. A. viridis komt sporadisch voor.
Bestrijding:
Aangezien de prachtkevers sterk secundair zijn, wordt aanbevolen vooral preventieve maatregelen te treffen die de vitaliteit van de bomen verhogen. Dit kunnen zijn het vermijden van plotselinge en sterke vrijstelling, het planten van jonge bomen in de herfst in plaats van in het voorjaar en velling op kaprijpe leeftijd. Preventief tegen de warmteminnende kever werkt ook de maatregel waarbij men de bomen in gesloten opstanden of met een hoog opgaande struiklaag laat opgroeien. Plotselinge vrijstelling van bomen kan licht en warmte in de opstand brengen en daardoor de kever in de kaart spelen.
De directe bestrijding is afhankelijk van de concrete situatie: zo mogelijk vellen en verwijderen van de aangetaste bomen, verbranden van takken en aangetaste heesters vóór de maand mei, dus voordat de kevers uitvliegen.