Wetenschappelijke naam: Arvicola terrestris
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Woelrat
Taxonomische indeling: Mammalia: Agricolidae
Beschrijving en levenscyclus:
De woelmuizen zijn vrij kleine knaagdieren met stompe snuit; staart vrij kort, vrij dun behaard met duidelijke ringen. Vier tot vijf tenen aan de voorvoeten en vijf aan de achtervoeten (de vijfde is soms zeer weinig ontwikkeld). De woelmuizen leven grotendeels ondergronds.
De woelrat is de grootste soort van de Europese woelmuizen. Het lichaam zonder staart is 120 – 200 mm lang; staartlengte is 56 – 109 mm. Zijn gewicht is 80 – 320 g. De grootte en kleur zijn nogal variabel. Het vel is zandkleurig bruin, grijsbruin tot donker- of zwartbruin. Het onderlijf is licht- tot donkergrijs. De staart is meestal eenkleurig. De achterpoten zijn groot en krachtig. De knaagtanden steken uit en zijn breed en krachtig.
De soort leeft ondergronds in een hol vaak in de onmiddellijke nabijheid van brede sloten. Hij maakt een gangenstelsel van enkele tientallen meters lang (gemiddeld 40 m). Zijn uitgeworpen hopen van aarde lijken op molshopen maar zijn vlakker, de aarde is minder omgewoeld en met plantenresten vermengd. De gangen lopen meestal ca. 5 cm onder de oppervlakte, soms wel tot 1 m diep. Aan de gangwand zijn de wortels netjes afgevreten. De woelrat kan goed zwemmen en duiken. De voortplanting vindt plaats van maart tot oktober. Het vrouwtje heeft gemiddeld 4 – 5 worpen per jaar met een jaartotaal van 22 – 28 jongen. Ze worden 15 dagen gezogen. Een wijfje is na 6 – 10 weken geslachtsrijp.
Biotoop: Ruig begroeide oevers en beken, sloten en meren. Sommige woelratten komen echter ver van het water voor in cultuurland, boomgaarden, enz. De dieren schijnen periodiek van biotoop te wisselen.
Gedrag: Vooral overdag actief, maar ook ’s nachts. Graaft snel en diep; zwemt uitstekend. Maakt in de oevers holen, die schuin omhoog lopen, met een of meer gangen, die evenwijdig aan de oever lopen. Nest ondergronds in een hol, ook wel bovengronds in riet of op een drijftil, gemaakt van grashalmen. Legt grote voorraadkamers aan. Sommige woelratten leven niet in nabijheid van water. Deze dieren maken gangen en holen, die zeer veel op die van een mol, Talpa europaea, lijken. Deze gangen zijn echter hoog ovaal in doorsnede in plaats van breed ovaal; ze lopen dikwijls zeer dicht onder de oppervlakte. De nestkamer bevindt zich meestal onder een grote, uitgeworpen aardhoop. Hun geluid is een scherpe kreet.
Type aantasting:
Wortelvraat.
Waardplanten:
Loofhout en naaldhout.
Aangetaste plantendelen:
Wortels.
Aantastingsbeeld:
Vooral vanaf de tweede helft van de winter beginnen hongerende muizen boombast en boomwortels te vreten.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting lijkt veel op die van andere muizensoorten zoals de veldmuis, Microtus arvalis, de bosmuis, Apodemus sylvaticus, de aardmuis, Microtus agrestis en de rosse woelmuis, Clethrionomys glareolus.
Schade:
De woelrat kan gehele wortelstelsels vernielen waardoor jonge boompjes meestal verdorren en afsterven. Dergelijke schade is vooral aan te treffen op kwekerijen en fruitteeltpercelen met brede sloten in de nabijheid. In bosgebieden komt het knaagdier nauwelijks voor. De schade aan de jonge boompjes ontstaat meestal in de winter wanneer de voedselbronnen schaars worden. De schade treedt ondergronds op en bovengronds tot een hoogte van ca. 10 cm boven het maaiveld. De schade wordt vaak in jonge beplantingen, bijvoorbeeld bij set-aside beplantingen op voormalige landbouwgronden, waargenomen terwijl bij natuurlijke verjonging veel minder aantastingen optreden
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland veel voorkomende soort die regelmatig veel schade veroorzaakt.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.