Wetenschappelijke naam: Blastesthia turionella
Synoniemen: Evetria turionana
Nederlandse naam: Dennenknoprups
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Tortricidae
Beschrijving en levenscyclus:
De bladrollers, Tortricidae, zijn een grote talrijke familie van vrij kleine vlindertjes met relatief brede en rechthoekige voorvleugels. De meeste soorten houden de vleugels in rust als een dakje, vele lijken op vogeluitwerpselen of stukjes blad. Achtervleugels zijn meestal grijsachtig bruin. De larve leeft gewoonlijk tussen samengevouwen of opgerolde bladeren (vandaar de naam bladroller), of boort zich in jonge twijgen of in vruchten.
Adult: Zijn vleugelspanwijdte is 18 – 20 mm. De soort heeft zeer lange smalle vleugels. De voorvleugels zijn grijsbruin met vele loodgrijze dwarsstrepen. De achtervleugels zijn wit met donkergrijze aderen.
Ei: De eitjes worden afzonderlijk aan de binnenzijde van de naalden dichtbij de naaldschede gelegd. Na twee weken verschijnt de larve.
Larve: De larve is tot 10 mm lang. Het lichaam is lichtbruin gekleurd, de kop en halsschild zijn zwart.
De vlinder vliegt in mei en juni. De eitjes worden afzonderlijk aan de binnenzijde van naalden bij de naaldschede afgezet. Tot zijn tweede vervelling eet de larve vaak enkele naaldparen op. De larven ontwikkelen zich daarna in de knoppen en overwinteren daar ook als zodanig. Verpopping vindt plaats in april en mei met de kop naar beneden in een stevige cocon van wit spinsel. De levenscyclus is éénjarig.
Type aantasting:
Leegvreten van knoppen.
Waardplanten:
Pinus-soorten. Soms Abies alba.
Aangetaste plantendelen:
Knoppen.
Aantastingsbeeld:
De rupsen vreten knoppen van 5 – 12 jaar oude Pinus-boompjes leeg waardoor, na het uitlopen van de slapende knoppen, heksenbezemachtige vergroeiingen kunnen ontstaan. In het begin worden de zijknoppen van de uitlopende takkenkrans opgevreten. De volgroeide larve zit meestal in de eindknop van de takkenkrans.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Een aantal aan deze soort toegeschreven schadebeelden is echter door de dennenlotrups, Rhyacionia buoliana, veroorzaakt en omgekeerd. Beide soorten vreten knoppen uit en beide veroorzaken soms het uitgroeien van slapende knoppen. De soorten laten zich in de winter en in het vroege voorjaar onderscheiden doordat de larve van de dennenlotrups in de knoppen dan nog klein, de dennenknoprups daarentegen al volgroeid en verpoppingsrijp is.
Schade:
Door de heksenbezemachtigevergroeingen in de eindscheut kan er vormverlies optreden.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland algemeen voorkomende soort.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.