Symptomen:
De eerste verschijnselen van acuut en totaal bodemzuurstoftekort uiten zich vaak in een verwelking van het blad, onafhankelijk van de periode van de dag. De mate waarin het blad verwelkt (of soms zelfs gedeeltelijk samenvouwt) verschilt per boomsoort. Aan bomen met leerachtige bladeren en naaldbomen valt in dit stadium vaak nog weinig te zien. Na enige tijd treedt (gedeeltelijke) bladverdorring in, vaak beginnend boomkroon, gevolgd door blad- en naaldval. Wanneer de oorzaak van het zuurstoftekort niet wordt weggenomen sterft de boom na kortere of langere tijd, maar meestal nog voor het volgende groeiseizoen.
Bij periodieke, jaarlijks optredende bodemzuurstoftekorten of wanneer slechts een gedeelte van het wortelstelsel te kampen heeft met zuurstoftekort, treedt doorgaans geen bladverwelking op, maar wordt de bladbezetting in de boom, doorgaans het eerst hoger in de kroon geringer en geleidelijke sterft de kroon ‘terug’. Het blad dat zich het volgende groeiseizoen ontwikkelt is doorgaans kleiner, gelig van kleur en vertoont een mengsel van symptomen van kalium- stikstof- en ijzergebrek. Afhankelijk van de boomsoort ontwikkelt zich waterlot op de dikkere takken.
De wortels hebben op de plaats waar bodemzuurstoftekorten zich voordoen doorgaans een blauwe tot blauwpaarse kleur en het hout een lichtblauwe gloed. Bij langdurig zuurstofgebrek is het hout van de inmiddels afgestorven wortels lei-blauw tot donkerpaars van kleur (dit in tegenstelling tot de bruine tot donkerbruine kleur van het hout van wortels die om andere oorzaken afsterven).
De bodem heeft op de plaats waar zich zuurstoftekorten voordoen vaak een muffe, zurige, dan wel een ‘rotte eieren’ geur en vertoont soms duidelijke reductieverschijnselen (egale grijze tot grijsblauwe tinten).
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
– Chloridenschade (Zoutschade);
– Kaliumgebrek ;
– Stikstofgebrek;
– Droogte;
– Wortelrot (o.a. Armillaria spp. en Phytophthora spp.);
– Verwelkingsziekten (o.a. Verticillium spp. ).
Schade:
Chronisch bodemzuurstoftekort heeft fatale gevolgen voor de boom. Periodiek dan wel gedeeltelijk optredend zuurstoftekort heeft een negatieve ontwikkeling op de gehele ontwikkeling van de boom, omdat dit vergelijkbaar is met een substantiële reductie van het doorwortelbaar bodemvolume.
In het laatste geval wordt het wortelstelsel van reeds volwassen bomen eveneens gevoelig voor aantasting door houtparasitaire schimmels zoals sommige Ganoderma spp. en de Reuzenzam (Meriplus giganteus).
Herstel is onder meer afhankelijk van de duur van de periode van zuurstoftekort, de periode(n) van het jaar waarin dit is opgetreden, de hoeveelheid wortels die te maken hebben (gehad) met zuurstofgebrek en het herstelvermogen van de boom. Dit laatste verschilt per boomsoort en er bestaan in dit opzicht meer en minder voor bodemzuurstoftekorten tolerante boomsoorten, afhankelijk van de aard c.q. oorzaak van het bodemzuurstoftekort.
Voorwaarden voor het optreden van de aantasting:
Bodemzuurstoftekorten ontstaan op groeiplaatsen waar de zuurstofdiffusie vanuit de buitenlucht naar de doorwortelde bodemzone is verminderd of gestagneerd. Dit kan gebeuren door een of (een combinatie van) meerdere voorwaarden c.q. oorzaken zoals:
– Verslemping van de bovengrond;
– Mechanische verdichting van de bovengrond (o.a. door ‘vastrijden’);
– Het aanbrengen van een gesloten verharding op de wortelprojectie;
– Waterstagnatie (onder andere in plantgaten in slecht waterdoorlatende bodems);
– Stijging van de grondwaterspiegel;
– Het onderspitten of doorwerken van gemakkelijk verteerbaar organisch materiaal (o.a. een grasvegetatie, sommige organische bodemverbeteringsmiddelen en meststoffen);
– Zgn. gasschade (o.a. door lekkage van transportleidingen of het dempen van oude sloten).
Diagnose:
Diagnose bestaat in eerste instantie uit symptoomherkenning gekoppeld aan een opname van de standplaatssituatie. Daarnaast is aanvullend bodem- en bewortelingsonderzoek een vereiste. Apparaten waarmee ter plaatse de aanwezigheid en de concentraties van gas, zuurstof en koolzuurgas in de bodemlucht kan worden gemeten zijn hierbij nuttige hulpmiddelen.
Bestrijding:
Allereerst zal men moeten trachten om de oorzaak van het bodemzuurstoftekort weg te nemen door bijvoorbeeld:
– Het breken van verslempte of verdichte toplagen;
– Het wegnemen van gesloten verhardingen;
– Het aanleggen van een drainagesysteem.
In sommige gevallen kan men het ontstaan van bodemzuurstoftekorten tegengaan of beperken door de aanleg van een systeem van bodemventilatie-buizen, bijvoorbeeld in situaties waarin gemakkelijk verteerbare stof is (of wordt) ondergespit, bij het dempen van greppels en oude sloten of na reparatie van gaslekkages.
De mogelijkheden voor preventieve maatregelen zijn voornamelijk beperkt tot de planvormings-fase (o.a. de keuze van grondbewerking, het treffen van cultuurtechnische- en bodembeschermingsmaatregelen, etc.).
Aanvullende opmerkingen:
Wanneer men de schade heeft kunnen beperken of herstellen door het wegnemen va de oorzaken van het bodemzuurstofgebrek blijft bij reeds oudere bomen nog langere tijd na herstel een verhoogd kans aanwezig op aantasting door wortelrot en de daaraan gekoppelde verhoogde gevoeligheid voor windworp
Bij herstel van de bodem na langdurig zuurstoftekort (o.a. door aardgasschade) door het met perslucht doorblazen van de bodem dient men er rekening mee te houden dat dit meerdere malen achtereen moet herhalen omdat de ingeblazen zuurstof in eerste instantie vrij snel weer wordt verbruikt tijdens de overgang van de reductietoestand van de bodem naar een zgn. oxidatietoestand .