Wetenschappelijke naam: Byctiscus betulae
Synoniemen: Byctiscus betuleti
Nederlandse naam: Berkenbladrolkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae
Beschrijving en levenscyclus:
Curculionidae is een grote en belangrijke familie van snuitkevers. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout of plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten.
Adult:
De kever is 5,5 tot 9,5 mm lang. Het lichaam is kort en plomp, de boven- en onderzijde hebben dezelfde kleur: blauw of groen tot goudgroen. De uiteinden van de dekvleugels hebben een zeer fijne, donzige, lichte beharing, die alleen van opzij zichtbaar is.
Het vrouwtje zorgt eerst voor het verwelken van het blad door het aanvreten van de bladnerf. Daarna rolt zij die in de lengterichting op en wel op de wijze van een sigaar, zodat er een koker ontstaat. Met een kleverige en taaie afscheiding worden de plooien van de koker ‘gelijmd’. De koker wordt nog verstevigd doordat vaak de jongste blaadjes en de bladsteel eromheen worden gebonden. De grootte en vorm van de kokers kunnen sterk van elkaar verschillen. Ze zijn losjes gewikkeld en zijn aan de onderzijde open. De eitjes worden tijdens het rollen in de plooien van de blaadjes gelegd. Per koker kunnen 1 tot 6 eitjes worden gelegd. Soms leggen meerdere vrouwtjes hun eitjes in één koker. Dan kunnen er tot 14 eitjes per koker liggen. Een vrouwtje maakt tijdens haar leven 20 tot 30 kokers. De eitjes worden van mei tot juli gelegd. De volwassen larven verlaten de koker om zich in een holletje in de grond te verpoppen. Een deel van de jonge kevers verschijnt al in de herfst van hetzelfde jaar. De rest overwintert in de grond en verschijnt in de lente van het volgende jaar. De levenscyclus van deze soort is éénjarig.
Type aantasting:
Bladvreter en bladroller.
Waardplanten:
Veel loofboomsoorten en wijnstok. In Nederland niet zeldzaam op Alnus, Corylus en Tilia, elders ook op Fagus, Populus, Salix, Betula, Ulmus en fruitbomen.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
Bladmisvorming; opgerolde bladeren.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort kan worden verward met de berkensigarenmaker, Deporaus betulae.
Schade:
De soort beschadigt vooral jonge boompjes van 1 – 4 jaar die dan 30 – 50% van hun bladeren kunnen verliezen alsook een deel van de jonge loten. Het verlies van de jonge loten kan tot groeistoringen en misvormingen leiden. Het laatste gebeurt met name indien het terminale lot wordt beschadigd. Dan ontstaan gaffels, vorken, kransen e.d. Ook kunnen door het afsterven van de loten rottingsprocessen in de jonge stam worden bevorderd.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland niet zeldzaam op Alnus, Tilia en Corylus..
Bestrijding:
Vroeger werd als biologische bestrijdingsmiddel tegen de kever wel een hoge fazantendichtheid aanbevolen.