Wetenschappelijke naam: Capreolus capreolus
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Ree
Taxonomische indeling: Mammalia: Cervidae
Beschrijving en levenscyclus:
De herten (Cervidae) zijn herkauwende hoefdieren de mannetjes hebben meestal een vertakt gewei, dat ieder jaar wordt afgeworpen; bij de vrouwtjes komt zeer zelden een gewei voor.
Klein. Lichaamslengte 95 – 135 cm; schouderhoogte 60 – 80 cm; gewicht 15 – 27 kg; het vrouwtje gemiddeld minder. Het mannetje met klein, vertakt gewei; geen zichtbare staart; alleen het jeugdkleed gevlekt. ’s Zomers fel roodbruin, ’s winters grijsbruin met witte ‘spiegel’ om de staart. De achterpoten zijn langer dan de voorpoten.
Biotoop:
Jong bos en bos met veel ondergroei, zowel loofbos als gemengd bos; kreupelhout; bosranden; open veld met goede dekking; in droge, maar ook in zeer vochtige omgeving.
Gedrag:
Overdag en ’s nachts actief. Beweegt zich lopend en springend voort. Zwemt uitstekend. In het algemeen honkvast. Polygaam. Gewoonlijk in kleine, gemengde groepen; ’s winters soms zelfs in grote groepen (‘sprongen’). Het mannetje veegt in het voorjaar tot in de zomer het gewei aan struiken en stammen.
Type aantasting:
Vraat en vegen van jonge boompjes.
Waardplanten:
Loofhout.
Aangetaste plantendelen:
Jonge boompjes.
Aantastingsbeeld:
Wegvreten van de bovenste delen met blad. Daardoor ontstaan bossige en struikachtige vormen.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De vraat kan in Nederland met het edelhert, Cervus elaphus, worden verward.
Schade:
Deels of geheel wegvreten van de (her-)bebossong of natuurlijke verjonging.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland algemene soort.
Bestrijding:
Meer gemengde beplantingen; rasteren; aantalsregulatie.