Wetenschappelijke naam: Carulaspis juniperi
Synoniemen: Diaspis carueli
Nederlandse naam: Jeneverbesschildluis
Taxonomische indeling: Hemiptera: Diaspididae
Beschrijving en levenscyclus:
Mannetjes en vrouwtjes van deze familie zijn sterk verschillend (seksueel dimorfisme). De vrouwtjes zijn ongevleugeld en beschermd door een los zittend wasachtig of doornachtig schildje. De schildjes zijn per soort maar ook per individu erg verschillend van vorm en grootte. Onder het schildje worden de eitjes afgezet waarna het vrouwtje sterft. De meeste wijfjes zijn zowel vleugel- als pootloos en alleen hun sapzuigende monddelen verraden hun verwantschap met andere halfvleugeligen zoals wantsen (Hemiptera). De weinig voorkomende en kleinere mannetjes van schildluizen hebben één paar vleugels en lijken wel wat op mugjes. De jonge larven komen onder het schildje vandaan en verplaatsen zich. Daarna zitten ze voor het grootste deel van hun leven vastgezogen aan takken, vruchten of andere plantendelen waar ze zich voeden met de sappen van veel verschillende plantensoorten. De voortplanting kan zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk (parthenogenetisch) plaatsvinden. Daardoor kan de soort zich zeer snel vermeerderen.
Adult: de schildjes van de vrouwtjes hebben een doorsnede van 1,0 tot 1,5 mm. Ze zijn min of meer bolvormig en witachtig, met een duidelijke gele vlek. De schildjes van de mannetjes zijn langwerpig van vorm en 0,5 tot 1,0 mm lang. Ze hebben een gescheiden rib in de lengterichting en zijn grotendeels witachtig.
Eitjes: de eitjes zijn ovaal van vorm en mat geelachtig-wit.
Larve: de larven verschijnen tussen maart en juni. Het lichaam is mat groenachtig-geel. De ontwikkeling van ei tot volwassen insect duurt over het algemeen 30-40 dagen.
De volwassen luizen worden laat in de herfst of vroeg in de winter geslachtsrijp, wanneer de mannetjes verschijnen om te paren. De vrouwtjes overwinteren. De overwinterende bevruchte vrouwtjes worden vaak door de insectenetende vogels gepredeerd. De eiafzetting vindt plaats gedurende de maand mei van het volgende jaar waarna de vrouwtjes sterven. In juni komen de eitjes uit. De larven zwermen dan uit over de voedselplanten om een geschikte zuigplek te zoeken voordat ze volwassen zijn en de eenjarige levenscyclus met de paring wordt afgesloten.
Type aantasting:
Zuigen aan naalden, twijgen en vruchten
Waardplanten:
De soort gebruikt voornamelijk Cupressaceae, zoals Juniperus, Thuja, Libocedrus, Chamaecyparis, Cupressus, Cupressocyparis en Taxodiaceae zoals Sequoia en Sequoiadendron.
Aangetaste plantendelen:
Naalden, twijgen en vruchten.
Aantastingsbeeld:
De soort tast bladeren, twijgen en vruchten van de verschillende waardplanten aan. Door de zuigaktiviteiten van de luizen vergelen de naalden en verdrogen jonge twijgen of zelfs de gehele planten.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Op bomen komen verschillende soorten schildluizen voor.
Schade:
Het eerste teken van de aantasting is het verlies van het normale glanzend-groene uiterlijk van de waardplant. Bij het voortduren van de aantasting wordt de groei van de naalden en scheuten vertraagd of helemaal gestopt. Daarna beginnen de naalden te vergelen.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Geen bijzonderheden.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden. De soort heeft belangrijke parasieten zoals de sluipwesp Comperiella bifasciata.