Wetenschappelijke naam: Cerambyx cerdo
Synoniemen: Cerambyx heros
Nederlandse naam: Heldenbok
Taxonomische indeling: Coleoptera: Cerambycidae
Beschrijving en levenscyclus:
De familie Cerambycidae zijn zeer kleine (3 mm) tot tamelijk grote (60 mm) langgerekte kevers die zich vooral door hun lange sprieten onderscheiden van andere keverfamilies. De larven leven onder de bast in het hout. Ze zijn langgerekt, witgeel en sterk geleed. De kleine donkere kop ligt bijna geheel verborgen onder een grote chitineplaat van het eerste borstsegment (prothorax).
De kevers voeden zich met naalden, bladeren en twijgen, of met stuifmeel van bijvoorbeeld schermbloemige planten. De larven maken vlak onder de bast of in het hout kronkelige gangen die boormeel en excrementen bevatten. De meeste boktorsoorten leggen hun eitjes in dode of stervende boomdelen. De schade is dan hoogstens van technische aard omdat de houtkwaliteit is verminderd. Enkele soorten echter hebben een min of meer primaire betekenis omdat zij levende bomen aantasten. Hiertoe behoren onder andere de op Populus levende Saperda-soorten.
Adult: Door zijn lengte van 24 – 53 mm is het een imposant insect en één van de grootste Europese keversoorten. Het lichaam is bruinzwart of matglanzend en gewelfd. De uiteinden van de dekvleugels zijn helder roodbruin, naar achteren smaller wordend. Krachtige en lange met veel knobbels verdikte voelsprieten die bij de mannetjes veel langer zijn dan het lichaam. Het halsschild is grof geribd met een duidelijke doorn aan beide zijden. Het halsschild en dekvleugels zijn nauwelijks of slechts zwak behaard.
Larve: De larve kan een grootte van wel 9 cm bereiken. Het lichaam is geelwit met grote elliptische hoornige platen op de segmenten. Ze is pootloos en sterk geleed.
De geelachtige eitjes, 2,4 – 4 mm groot, (gemiddeld 50 – 150 per vrouwtje) worden afzonderlijk in de schorsspleten gelegd. Hierbij worden gezonde bastdelen uitgekozen. Na 2 – 3 weken komen de larfjes uit en boren zich in de schors waar ze zich met voornamelijk dode bastdelen voeden. In de herfst hebben ze al een lengte van 15 – 20 mm bereikt. Gedurende de volgende twee seizoenen boort de larve verder het spinthout en dieper de stam in, waarbij de kern vaak wordt bereikt. Na het derde jaar ontstaan in het spinthout, in de lengterichting van de stam grote ovale en vingerdikke gangen die dieper de stam ingaan. De volwassen larve is 70 – 90 mm lang. Aan het einde van het derde jaar in Zuid-Europa of van het vierde jaar in Midden-Europa vindt de verpopping plaats en wel aan het einde van een haakvormige, 15 – 20 cm lange gang in het hout. De gang wordt eerst door de larve met boormeel afgesloten. Na 4 – 6 weken komen de jonge kevers uit die ter plaatse overwinteren. Zij verlaten de popwieg pas in het volgende voorjaar door het reeds door de larve in de schors uitgeknaagde ovale uitvlieggat. De kevers leven vrij lang. Ze brengen 8 – 9 maanden door in een passieve periode maar zijn slechts 30 – 70 dagen aktief.
De soort leeft vooral in grotere en pure eikenbossen en heeft een voorkeur voor warmere plaatsen en vrijstaande eikenbomen die op zonnige plekken staan.
Type aantasting:
Gangen in bast, spint- en kernhout.
Waardplanten:
De soort heeft een voorkeur voor Quercus. Soms ook op Robinia, Castanea, Ulmus en Fraxinus.
Aangetaste plantendelen:
Stam.
Aantastingsbeeld:
De larve vreet in het eerste jaar slechts de afgestorven delen van de schors. In het tweede jaar boort deze verder in de bast van de boom en in het daaraan grenzende spinthout. Daarnaast wordt er radiaal in het hout een gang geboord. Daardoor ontstaat er een stagnatie in de sapstroom. In het derde jaar worden zowel de vraatgang in het spinthout alsook de vingerdikke gang in de stam die soms tot in de kern reikt, verbreed. Dan is de technische en fysiologische schade het grootst. Het boormeel dat geleidelijk uit de boorgaten valt, hoopt zich aan de stambasis op. De vraatgangen worden vaak zwart door het optreden van schimmels.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De gangen lijken wel op die van andere boktorren (Cerambycidae).
Schade:
De larve kan door zijn vraat belangrijke technische en fysiologische schade veroorzaken. De vraatgangen lopen eerst in het cambium en spinthout en zijn vlak en breed. Later worden ze vingerdik en reiken tot in de boomkern.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is in Nederland zeer zeldzaam.
Bestrijding:
In sommige landen is deze boktor beschermd. Bij zeer waardevolle solitaire bomen kunnen sommige maatregelen soelaas bieden, zoals het wegvangen van de kevers met lokstoffen zoals fruit. In bossen ligt de nadruk meer op preventieve beheersmaatregelen door pas dode bomen en sterk aangetaste stammen met veel larven te verwijderen. De beste maatregel is het laten opkomen van een dichte struiklaag waardoor de weerstand van het bos belangrijk wordt verhoogd. Daarbij dient o.a. de bosbegrazing te worden gemeden. Allereerst zal natuurlijke verjonging moeten worden ingeleid en zonodig de omlooptijd verlaagd. Een coulissenkap als verjongingsmethode verhoogt de kans op massavoorkomen van C. cerdo.