Clepsis spectrana – koolbladroller
Syn. : Cacoecia costana
Een polyfage vlinder die tot de familie van bladrollers – (Tortricidae) behoort. De soort gebruikt vele kruiden-, siersoorten en cultuurplanten.
De bladrollers De bladrollers (Tortricidae) zijn een grote talrijke familie van vrij kleine vlindertjes met relatief brede en rechthoekige voorvleugels. De meeste soorten houden de vleugels in rust als een dakje, vele lijken op vogeluitwerpselen of stukjes blad. Achtervleugels zijn meestal grijsachtig bruin. Larve leeft gewoonlijk tussen samengevouwen of opgerolde bladeren (vandaar de naam), in jonge twijgen of in vruchten. Ze boort soms gangen in planten.
Per jaar kunnen zich 2-3 elkaar overschrijdende generaties ontwikkelen.
Bestrijding van deze soort is mogelijk.
Adult:
15-24 mm lang. Een vrij forse en fraai getekende vlinder. De ondergrond is glanzend licht okergeel of bruinachtig geel, tekening donkerbruin langs de voorrand, verdoezeld en vosbruin in het midden van de vleugel. Het wortelveld is onduidelijk, de dwarsband plotseling sterk verbreed en vervagend in de cel. De voorrandvlek is donkerbruin, scherp, driehoekig-ovaal; een fijn zwart stipje voor en boven het midden van de buitenrand. Achtervleugel effen roomkleurig en glanzend.
Ei:
Oranje, plat en ovaal.
Larve:
18-25 mm lang. Vaalzwart met vuilwitte stippen, zwartbruine kop, halsschild en voorpoten.
Pop:
10-14 mm lang, dof zwart. Cremaster stevig en uitgerekt.
Voedselplanten:
De soort gebruikt vele kruiden-, siersoorten en cultuurplanten en is ook in kassen aanwezig. Van bosbomen op onder andere Castanea. Ook in boomkwekerijen.
Schadebeeld:
De larven mineren jonge twijgen vanaf de top, knagen aan de bast en eten de samengesponnen naalden en bladeren. Ze brengen ook schade toe aan bloemen en bloemknoppen.
Levenscyclus:
De vlinders vliegen regelmatig tussen mei en september; soms reeds vanaf maart. De eitjes worden in groepjes op het blad of op naalden gelegd en de larven verschijnen 2-3 weken later. Ze gaan naalden en bladeren samenspinnen. Hierbinnen kunnen ze zich vrij ongestoord voeden. De volgroeide larven verpoppen in witte, zijden cocons op de vraatplaats tussen het spinsel of tussen dode bladeren. Een tweede generatie vlinders verschijnt in augustus en september. De larven van deze generatie voeden zich een korte tijd, waarna ze overwinteren. In het volgend voorjaar hervatten ze hun vraat, voltooien hun ontwikkeling, waarna verpopping in mei of juni plaats vindt. In kassen is de levenscyclus continue; deze wordt niet door overwintering onderbroken.
Bestrijding:
Er is een lokstof voor vrouwtjes van deze soort ontwikkeld.