Wetenschappelijke naam: Coleophora laricella
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Lariksmot
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Coleophoridae
Beschrijving en levenscyclus:
De soort is eierleggend (ovipaar) en mineert in bladeren en naalden.
De kokerrupsen (Coleophoridae) zijn kleine vlindertjes van 9 – 15 mm spanwijdte met smalle, lange vleugels en lange franjeharen aan hun achterranden. Hun sprieten zijn matig lang. Larven (rupsjes) hullen zich in blad- of naaldkokertjes.
Adult: vleugelspanwijdte 9 – 11 mm. De voorvleugels zijn zwak glimmend grijs; de achtervleugels donker grijs. De kop, rug en halsschild zijn bruinachtig grijs zoals ook de voelsprieten bij het mannetje. De voelsprieten bij het vrouwtje zijn licht en donker geringd. Het vrouwtje is kleiner dan het mannetje.
Ei: de vorm lijkt op een dop; de kleur geel tot oranje, 0,3 mm in doorsnee en 0,2 mm hoog. Het eitje wordt met zijn platte onderzijde met kleurloze kit aan de naald gehecht.
Larve: de larve is 4 – 5 mm lang. Jonge larven zijn lichtbruin geel gekleurd. Later roodbruin met donkere kop; omgeven door een naaldkokertje. De koker is 4 – 4,5 mm lang, dof stroachtig tot grijsachtig wit gekleurd.
Pop: de pop is donkerbruin tot zwartbruin, soms ook lichter van kleur met een korrelige structuur.
De motjes vliegen in juni. De oranjekleurige eitjes worden afzonderlijk aan de onderzijde van de naald gelegd. De larve boort zich onder het ei direct in de naald en vreet deze inwendig gedeeltelijk uit. Na vervelling verlaat ze de naald en maakt van een stukje naald een kokertje, dat wordt vastgesponnen aan de twijg bij de knoppen van kortloten waar de overwintering plaats vindt. Zodra de boom het volgende jaar begint uit te lopen, worden de naalden van deze kortloten aan de basis uitgevreten. In mei verpopt de larve zich tussen de naalden in het kokertje, dat in de loop van het voorjaar aanzienlijk is vergroot. De levenscyclus van deze soort is éénjarig.
Type aantasting:
Naaldvraat; het uithollen daarvan.
Waardplanten:
Voornamelijk Larix, soms Pseudotsuga.
Aangetaste plantendelen:
Naalden.
Aantastingsbeeld:
Verkleurde en verschrompelde naalden. In de naalden zitten kleine ronde gaatjes, van waaruit het bladmoes inwendig is weggevreten.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De naalden worden soms massaal bruin. In het voorjaar kan deze aantasting wel verward worden met de effecten van een late nachtvorst.
Schade:
Larix herstelt zich als regel vrij spoedig van de vreterij maar zal van enkele opeenvolgende aantastingen ongetwijfeld aanwasverliezen lijden. De aantasting in bossen is soms uiterst grillig. Sterk aangetaste complexen grenzen bijvoorbeeld aan opstanden die bijna aantastingvrij zijn.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland zeer algemene soort.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.