Wetenschappelijke naam: Colpoma quercinum
Synoniemen: Clithris quercina
Conostroma didymum
Nederlandse naam: —
Taxonomische indeling: Ascomyces; Rhytismatales
Beschrijving en levenscyclus:
Op de schors van de afgestorven of bijna afgestorven (zwaardere) takken van eik verschijnen onder de bast donkere, smalle, leerachtige vruchtlichamen (ascocarpen) met afmetingen tot 15 mm lang, dwars op de lengterichting van de tak. Bij het openbarsten ontstaat een langwerpige spleet met lichtgele randen (het hymenium), waaruit de ascosporen vrijkomen die zorgen voor de verspreiding van de schimmel en infectie van andere bomen via lichte beschadigingen, zoals insectenvraat en (vermoedelijk) ook via natuurlijke openingen (lenticellen). Dit vindt plaats in de maanden mei t/m juli.
Type aantasting:
Houtrot en baststerfte veroorzakende schimmel. Zgn. gelegenheidsparasiet.
Waardplanten:
Quercus, o.a. Quercus robur en Quercus petraea.
Aangetaste plantendelen:
Takken.
Aantastingsbeeld:
Incidentele taksterfte (alleen bij reeds verzwakte eiken).
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
—
Schade:
Bij sterk verzwakte bomen kan de aantasting van de dode of afstervende takken zich uitbreiden in de nog levende tak, waardoor deze wordt geringd en het topgedeelte vervolgens afsterft. Bij een hoge aantastinggraad leidt dat tot het zgn. terugsterven van de kroon. Bij gezonde bomen treedt geen schade op.
Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de aantasting algemeen voor.
Bestrijding:
Teelt: Zorgen voor een goede conditie van de bomen;
Sanitair: Uitsnoeien van aangetaste takken. Dit is overigens al noodzakelijk op plaatsen waar
vallende (dode) takken risico’s opleveren. Voor de verspreiding van de ziekte lijkt het
vooralsnog van minder belang;
Chemisch: Niet van toepassing.
Aanvullende opmerkingen:
De schimmel speelt vooral een rol in de eindfase van de zgn. natuurlijke takreiniging van bomen. In gezonde bomen heeft de schimmel doorgaans geen kans om zich verder in het nog gezonde bast- en houtweefsel van de boom te verspreiden vanwege de vorming van een effectieve afgrendelingszone in het hout en de bast ter hoogte van de takaanzet. Bij sterk verzwakte bomen laat dit mechanisme het soms afweten. Door sommigen wordt geopperd dat de schimmel een antagonist is voor een aantal houtparasitaire basidiomyceten, hetgeen zou inhouden dat de schimmel de boom een zekere bescherming biedt tegen infectie door houtrot via afgestorven takken en takstompen.