Coniocleonus glaucus
Syn.: Cleonus glaucus, C. turbatus.
Een snuitkever die voornamelijk Pinus sylvestris als voedselplant gebruikt. De kevers knagen aan de schors van Pinus en jonge bladeren van diverse loofboomsoorten. De larven ontwikkelen zich in de grond en vreten aan Pinus-wortels.
.
Adult:
10 tot 13 mm lang, zwart, dekschilden witgrijs behaard, twee onbehaarde, zwarte dwarslijnen. Opvallend korte
snuit. Voelsprietgroefjes schuin achterwaarts gebogen, niet naar de ogen gericht. Snuit met middenkiel. Bovenzijde halsschild zeer oneffen, aan de voorkant met een kiel, achter met een lengtegroef.
Voedselplanten:
Voornamelijk Pinus sylvestris. In Duitsland ook op Calluna-heidevelden, oude brandvlaktes en jonge aanplant.
Schadebeeld:
De larven voeden zich met jonge dennenwortels. De kevers knagen aan de schors en naalden en vreten aan bladeren van een aantal loofboomsoorten en kruiden.
Levenscyclus:
Nauwelijks bekend.