Wetenschappelijke naam: Ectropis crepuscularia
Synoniemen: Ectropis bistortata, Boarmia
Nederlandse naam: Gewone spikkelspanner
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Geometridae
Beschrijving en levenscyclus:
De spanners (Geometridae) zijn slanke vlinders van middelmatige tot grote afmetingen met plompe lichaamsbouw, meestal sterk behaard. Hun voorvleugels zijn driehoekig en de achtervleugels zijn afgerond. In rust worden de vleugels dakvormig op het lichaam gelegd. Poten zijn dun en kort. De vlinders vliegen gewoonlijk ‘s nachts. De spanrupsen hebben één paar buikpoten en verplaatsen zich al lussen makend. Ze leven in hout.
Adult: vleugelspanwijdte is 30 – 35 mm. Voorvleugels zijn bruin of grijsbruin met drie gegolfde donkere dwarsbanden, gelijk aan achtervleugels, die maar twee dwarsbanden hebben. Vleugelranden zijn gestippeld. Er bestaan vele kleurvariaties.
Larve: tot 5 cm lang. Roodbruin tot grijsbruin met donkere middenvlek op de rug. Aan de voor- en achterzijde daarvan komen ruitvormige figuren voor. Het eerste segment is verdikt, er is een onderbroken witte zijlijn. Lichte vlekken aan weerszijden van het lichaam boven de naschuivers.
De vlinders verschijnen in het voorjaar en leggen de groene eitjes onder overhangende schorsstukken van de stam in groepen bij elkaar, deze tenslotte bedekkend met een wit pluis. Na 2 – 3 weken komen de spanrupsjes uit. Ze zijn aanvankelijk zwart met witte vlekjes, maar na enkele vervellingen verandert de kleur in roodbruin tot grijsbruin. Door middel van spinseldraden kunnen de rupsen zich snel verplaatsen. In mei en juni verpoppen ze, waarna een maand later de vlinders verschijnen. De eitjes van de tweede generatie worden in juni afgezet, met nog in dezelfde maand de rupsjes. Eind augustus en in september heeft de verpopping onder het strooiseldek plaats.
Type aantasting:
Bladvraat en soms vreterij van de jonge bast van de jonge loten.
Waardplanten:
Loof- en naaldhout. De soort prefereert Larix.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren, naalden, jonge loten.
Aantastingsbeeld:
De vreterij begint aan de onderste takken en zet zich geleidelijk naar boven toe voort. Bij voedsel- gebrek worden ook de langloten en de bast van jonge twijgen gevreten. De hoofdvreterij valt in augustus.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort kan met andere spanrupsen zoals de grote wintervlinder, Erannis defoliaria, worden verward.
Schade:
Bij massaal voorkomen kan het tot kaalvreterij komen. In zwaar aangetaste Larix-bossen in de provincie Drenthe (1959/1960) kwam het groeiverlies overeen met ongeveer één jaar aanwas, terwijl zich bovendien sterfte voordeed.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een algemeen in Nederland voorkomende soort met soms een massaal voorkomen.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.