Nederlandse naam:
Bastkanker van esp
Wetenschappelijke naam:
Entoleuca mammata

Wetenschappelijke naam: Entoleuca mammata.
Synoniemen: Hypoxylon mammatum
Nederlandse naam: Bastkanker van esp
Taxonomische indeling: Ascomycetes; Sphaeriales

Beschrijving en levenscyclus:
Op de hoger gelegen gedeelten van de stam en (dikkere) takken van de boom bevinden zich licht gekleurde, min of meer ellipsvormige plekken met blazen die na enige tijd openbarsten. Daaronder bevindt zich een grijze myceliummat waarop bundels met de conidiëndragers worden gevormd als kleine (0,5 tot 2,5 mm lange) zuiltjes. Deze produceren talloze conidiosporen, maar deze spelen geen rol van betekenis in de infectiecyclus. Na enige maanden ontwikkelen zich op de inmiddels zwart geworden bast waarvan de peridermis reeds is verdwenen stromata met peritheciën. De stromata zijn kussenvormig, min of meer rond, 2 tot 5 mm in doorsnee en 1 tot 2 mm dik. In een jong stadium zijn ze grijs en in een oud stadium zwart en hard. Elk stroma bevat tot ca. 30, 0,7 tot 1 mm grote perithecien die bij rijpheid een soort ‘tepel’ bevat waardoor de ascosporen het gehele jaar door, en vooral bij vochtig weer, naar buiten komen. Deze zorgen voor (her)infectie van de bomen, via verse bastwonden tot op het hout (doorgaans veroorzaakt door insecten of spechten) of afgestorven eenjarige twijgen. De tijd tussen infectie en de productie van de ascosporen neemt doorgaans meerdere jaren
(3 groeiseizoenen) in beslag. De schimmel komt ook voor als saprofyt op een brede scala aan loofbomen.
De schimmel groeit het gehele jaar door en het mycelium vanuit een kanker verspreidt zich als eerste via het buitenste spinthout waarin vaak een waaiervormig patroon van bruin gekleurd recent afgestorven weefsel te zien is. De snelheid van uitbreiding is 7 tot 8 cm in de zomermaanden en enkele millimeters in de wintermaanden.

Type aantasting:
Bastnecrose.

Waardplanten:
Diverse loofboomsoorten, maar met name populier en daarvan vooral de esp (Populus tremula).

Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.

Aantastingsbeeld:
De eerste verschijnselen zijn lichte, onregelmatig gevormde ellipsvormig tot langgerekte oranjegele plekken op overigens groene bast van de bomen. Vaak zit in het centrum daarvan een reeds afgestorven tak. Het centrum van de kanker heeft na enige tijd een ruw uiterlijk met onregelmatige geelgrijze lijnen en vlekken op een donkere achtergrond. De rand van de kanker is oranje tot bruin, glad en enigszins gelobd en roodachtig en vertoont blaasvormige opzwellingen. Oudere kankers hebben vaak een of meer ringen van overgroeiïngsweefsel en met aan de rand gebarsten bastweefsel. Wanneer een tak door de kanker wordt geringd sterft het distale gedeelte af, waarbij de bladeren verwelken en nog lange tijd (soms tot een jaar lang) aan de boom blijven hangen.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
– Bacteriekanker (veroorzaakt door Xanthomonas populi);
– Bastbrand (veroorzaakt door Cryptodiaporthe populea);
– Droogteschade;
– Wortelparasieten zoals Armillaria spp.

Schade:
Bij ernstige aantasting kan op den duur de gehele boom binnen 3 tot 8 jaren afsterven. Lichtere aantastingen (waarbij gedeelten van takken afsterven, afhankelijk van de boomsoort of cultivar) leidt tot vermindering van de groei en de sierwaarde. Kankeraantastingen worden vaak gevolgd door aantastingen door houtborende insecten en (naast Hypoxylon mammatum zelf) ook andere houtparasitaire schimmels waardoor verzwakking van het hout optreedt en er een verhoogde kans is op tak- en stambreuk.

Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de aantasting niet of nauwelijks voor en heeft zodoende geen praktische betekenis.

Bestrijding:
Teelt: Gebruik van meer tolerante klonen of cultivars.
Sanitair: Uitsnoeien van aangetaste takken.
Chemisch: Geen praktische optie.

Aanvullende opmerkingen:
Het optreden van nieuwe infecties verschilt per jaar en is vaak gekoppeld aan de fluctuaties in het voorkomen van bepaalde houtborende insecten.

Wetenschappelijke naam: Endocronartium pini
Synoniemen: Peridermium pini
Nederlandse naam: Harsdas van grove den
Systematiek: Basidiomycetes, Uredinales

Beschrijving en levenscyclus:
Op de naalden van individuele takken in de boomkroon ontstaan bruine verkleuringen die zich gaandeweg over de gehele naald uitbreiden en vervolgens in de bast van twijg en takken. Aan de basis van het afgestorven takgedeelte ontwikkelt zich op de scheiding tussen (nog) gezond een aangetast weefsel een donkere, necrotische inzinking in de bast rondom de tak, vaak met een lengte van meerdere decimeters. In de loop der tijd verspreidt de ziekte zich geleidelijk in de dikkere takken en de stam die vervolgens worden geringd, waardoor een progressieve afsterving van de kroon plaatsvindt. Het lagere gedeelte van de kroon blijft daarbij nog langere tijd gezond. Vanuit de ingezonken plekken op de bast vormt zich een soms uitbundige harsvloed. In het voorjaar (mei-juni) verschijnen aan de randen van de kankers crèmewitte, blaasvormige vruchtlichamen (aecidia) met een doorsnede van 2 tot 7 mm, waarin de bleek oranje aecidiosporen worden gevormd. De schimmel kent, als een van de weinige roestschimmels, geen tussenwaardplant en blijft gedurende zijn gehele levenscyclus aanwezig op de den. De schimmel overwintert soms als mycelium, maar meestal in de aecidiën op de aangetaste plant.

Type aantasting:
Roestschimmel.

Waardplanten:
Tweenaaldige dennen, met name grove den (Pinus sylvestris)

Aangetaste plantendelen:
Takken en stam.

Aantastingsbeeld:
Naaldverbruining, taksterfte en bastkankers op stam en takken met sterke harsafscheiding. Wanneer de tak op stam door de kanker door de aantasting wordt geringd sterft het distale gedeelte af. Bij zware aantasting takelt de gehele boom op de duur af, waarbij het lagere kroongedeelte nog het langst intact blijft.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Het beeld van het beginstadium van aantasting (naaldverkleuring) kan soms ook optreden bij een aantasting van de boom door wortelrot veroorzakende schimmels (o.a. Armillaria spp. en Heterobasidion annosum), of bij aantastingen door andere naaldziektes zoals het schot (Lophodermium seditiosum). Bij aantasting door stamkankers (o.a. Crumenulopsis sororia), waarbij de tak of stam wordt geringd kan eveneens incidentele taksterfte optreden.

Schade:
Jonge bomen groeien slecht en vertonen een onregelmatige insterving van de kroon. Oudere bomen takelen geleidelijk af doordat zwaar aangetaste takken worden “geringd”. Dit proces kan vele jaren duren.

Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de ziekte algemeen voor.

Bestrijding:
Teelt: Gebruik van andere Pinus-soorten dan tweenaaldige dennen.
Aantasting door de ziekte schijnt sterk genetisch bepaald te zijn. De kans voor het
optreden van een epidemie van de ziekte kan zodoende worden verminderd door gebruik
van een geschikte herkomst.
Sanitair: In bossen en beplantingen zwaar aangetaste bomen vroegtijdig verwijderen.
Chemisch: Geen praktische optie.

Aanvullende opmerkingen: