Nederlandse naam:
Perenbloedluis
Wetenschappelijke naam:
Eriosoma lanuginosum

Wetenschappelijke naam: Eriosoma lanuginosum
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Perenbloedluis
Taxonomische indeling: Hemiptera: Pemphigidae

Beschrijving en levenscyclus:
De galluizen, Pemphigidae, kenmerken zich door een sterke wasafscheiding. Deze familie komt voornamelijk op loofhout voor. De levenscyclus is nog gecompliceerder dan bij gewone bladluizen omdat de door de ongevleugelde stammoeder ongeslachtelijk (parthenogenetisch) voortgebrachte nakomelingen naar een tussenwaardplant vliegen, zich daar verder ontwikkelen en nog hetzelfde jaar weer naar de hoofdwaardplant terugvliegen, zich daar geslachtelijk vermeerderen om tenslotte in de late herfst de wintereieren leggen.
De galluizen hebben ten minste vier schuine aders in de voorvleugel; antennen korter dan lichaam. Hun ogen zijn tot drie deeltjes beperkt. De twee horentjes (siphunculi) aan het einde van het achterlijf zijn zeer klein en gewoonlijk onzichtbaar. Dit onderscheidt ze van de familie van de bladluizen (Aphididae), waar ze sterk op lijken.

Adult:
De stammoeders (eerste generatie) zijn zwartachtig en wit ‘bepoederd’ met was. Ongevleugelde exemplaren zijn donker groen met zwarte poten. Gevleugelde exemplaren van de tweede en derde generatie (op Ulmus) zijn 2,1 – 3,1 mm lang, donker groen tot zwart en ook met een laagje witte was bepoederd. De ongevleugelde exemplaren op Pyrus zijn 2,0 – 2,7 mm lang variëren in kleur van mat geel tot roodachtig.

De luizen overwinteren als larven op beschutte plaatsen aan de stam en takken en onder de grond op de wortels. Vanaf eind maart worden de luizen weer actief en dan ontstaat de witte, wollige wasafscheiding. Bij wegstrijken ontstaat een bloedrode kleur. In de nazomer komen soms gevleugelde luizen voor. De gevleugelde exemplaren migreren in juni en juli vanuit hun gallen op Ulmus naar Pyrus waar ze kolonies vormen. Ze keren in september terug naar Ulmus. De verspreiding kan ook tot stand komen doordat de wind wasdraden met luizen meevoert. De perenbloedluis handhaaft zich in ons land door zich uitsluitend ongeslachtelijk (parthenogenetisch) te vermeerderen. Per jaar kunnen zo’n 8 – 12 generaties worden voortgebracht.

Type aantasting:
Zuigen en galvorming op bladeren.

Waardplanten:
Hoofdwaard: Ulmus carpinifolia, tussenwaard: Pyrus communis.

Aangetaste plantendelen:
Bladeren.

Aantastingsbeeld:
Grote, blaasvormige, bleekgroene, later bruine bladgallen van aardappelgrootte aan de bovenzijde van de bladeren van Ulmus.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De zeer grote bladgallen op iepenbladeren zijn niet met andere gallen te verwarren.

Schade:
Ulmus carpinifolia wordt als gevolg van de soms massale galvorming in zijn normale groei geremd.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een wijd verspreide en veel voorkomende bladluis.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.