Wetenschappelijke naam: Hylastes ater
Synoniemen: Hylesinus ater
Nederlandse naam: Zwarte dennenbastkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Scolytidae
Beschrijving en levenscyclus:
De bastkevers zijn meestal kleine, donkerbruine of zwarte kevertjes met zeer korte snuit, knievormig gebogen antennen met een min of meer ovale tot bolvormige eindknots en gladde of dun behaarde dekschilden. In het voorjaar boren de kevers een gang onder de bast van vooral verzwakte of stervende bomen. Aan de rand van deze gang worden de eieren in nisjes afgezet. De larven vreten hun gangen min of meer loodrecht op de moedergang, waardoor tenslotte een verward netwerk ontstaat. Aan het einde van de larvengang vindt de verpopping plaats. Van daaruit boren de jonge kevers openingen naar buiten. De meeste soorten van deze familie tasten slechts sterk verzwakte bomen aan, zodat ze bosbouwkundig gezien, minder belangrijk zijn.
Adult: Een slanke, zwarte kever, 4 – 5 mm lang. Dekschilden zijn donkerbruin tot zwart, mat, tweemaal zo lang als tezamen breed en bezet met fijne door putjes gevormde lengtelijnen. De voelsprieten en voeten (tarsen) zijn roestrood. De kop heeft een snuitachtige verlenging.
Larve: De larve is wit, pootloos, met lichtbruine kop.
De monogame kevers vliegen vroeg in maart en april. De vrouwtjes leggen evenals bij Hylobius abietis hun eitjes in verse stobben. De jonge kevers verschijnen in juli. Voor hun rijpingsvreterij gaan ze naar jong plantsoen en naar vochtige op de grond liggende stammen, stamstukken en takken. In de jonge beplanting worden karakteristieke onregelmatige, korte, gleufachtige en slingerende gangen in de bast van de stamvoet gevreten, die de plant gemakkelijk kunnen ringen. Bij op de grond liggende stamstukken en takken, heeft de vreterij aan de onderzijde plaats. De kever overwintert. De generatie is éénjarig.
Type aantasting:
Gangenstelsel in de bast van de stamvoet en wortelhals.
Waardplanten:
Voornamelijk Pinus. Soms Picea, Abies en Taxus.
Aangetaste plantendelen:
Stamvoet en wortelhals.
Aantastingsbeeld:
De moedergangen zijn eenarmig, 7 – 12 cm lang die in de lengterichting van de stam lopen. De larvengangen zijn kort, 1 – 3 cm. De kevers knagen bij hun rijpingsvraat gangen in en onder de bast van stamvoet en wortelhals. Hierdoor kunnen jonge, pas geplante boompjes afsterven. Jonge bomen van 3 – 15 jaar kunnen eveneens worden aangetast. Naast de grote dennensnuitkever, Hylobius abietis is de zwarte dennenbastkever een belangrijke belager in jongere Pinus–culturen.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Doordat de gangen alleen bij stamvoet en wortelhals bij jonge planten optreden, is de aantasting specifiek. Een enkele maal kan de soort verward worden met de grote dennensnuitkever, Hylobius abietis.
Schade:
De schade kan aanzienlijk zijn wanneer het terrein direct na de velling opnieuw is beplant. Door het ringen sterven de planten spoedig af.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland veel voorkomende soort.
Bestrijding:
De maatregel die de schade kan beperken is het tenminste één jaar uitstellen van de herbeplanting.