Nederlandse naam:
Grote dennensnuitkever
Wetenschappelijke naam:
Hylobius abietis

Wetenschappelijke naam: Hylobius abietis
Synoniemen: Curculio abietis
Nederlandse naam: Grote dennensnuitkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae

Beschrijving en levenscyclus:
Curculionidae is een grote en belangrijke familie van snuitkevers. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout of plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten.

Adult: De kever is 8-14 mm lang. De dekschilden zijn mat donker roodbruin tot zwart met verspreid over het schild kleine gele haarborstels. De dekschilden zijn in rijen gepunteerd, waarvan de kuiltjes aan de voorzijde dieper zijn. Het halsschild is zijdelings gepunteerd. Bovenste delen van de poot zijn getand. De beharing op de buikzijde vormt langs de rand gele vlekken. De voelsprieten zijn aan het eind van de snuit ingeplant en geknikt. De uiteinden van de sprieten zijn knotsvormig.

Ei: Ongeveer 1,7 mm groot, ovaal van vorm en geelwit gekleurd.

Larve: De larve is tot 16 mm lang, licht binnenwaarts gebogen, gelig wit, pootloos met een bruine kop.

Pop: De pop is 9-16 mm lang.

De kevers vliegen tussen maart en juni indien de temperatuur boven 14 C ligt. Zij vliegen meestal in de namiddag en avond bij warm en mooi weer. De kevers worden aangetrokken door de geur van pas geveld naaldhout en beginnen ze met hun rijpingsvraat. In de bast van naaldhoutstobben, en soms ook in de bast van takken die op de vochtige grond liggen en niet met aarde bedekt zijn, boren de vrouwtjes een gaatje en leggen daarin één of meerdere eitjes. De kevers paren het hele seizoen in een van tevoren uitgeknaagde paringskamer. De eitjes worden dan ook van mei tot september afgezet. De paringskamer is vrij van uitwerpselen en bevindt zich tussen hout en bast wanneer de bastlaag dik is, en in het hout wanneer de bastlaag dun is. Na één tot vijf weken komen de eitjes uit en maken de larven gangen onder de schors van stobben en wortels. Deze gangen kunnen enkele decimeters lang worden en krijgen een trechtervorm. De gang eindigt in een 2 – 3 cm lange popwieg. Ze is gevuld met bruingekleurde uitwerpselen van de larve. De pop is tussen mei en november te vinden. Het popstadium is afhankelijk van de temperatuur en duurt 12 – 35 dagen. De kevers verblijven dan nog 2 tot 4 weken in de popwieg, voordat zij deze tussen half juli en begin oktober via de ingang verlaten. In gangen van 5 – 20 cm lang overwinteren de jonge kevers. Over het algemeen duurt de levenscyclus dus twee jaar, maar deze kan ook één jaar tot vijf jaar duren.

Type aantasting:
Gangelstelsels in de bast.

Waardplanten:
Naaldhout voor de larven; naald- en loofhout voor de volwassen kevers.

Aangetaste plantendelen:
De bast van twijgen, takken en jonge stammetjes.

Aantastingsbeeld:
De levers vreten aan de bast van twijgen, takken en jonge stammetjes. Wanneer de kevers de bast, vooral rond de wortelhals van de jonge boompjes wegvreten, kunnen deze sterven.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De rijpingsvreterij van deze keversoort lijkt sterk op die van de Hylastes-soorten. Ook de larven van de grote dennesnuitkever en andere soorten snuitkevers lijken sterk op de larven van verschillende soorten bastkevers.

Schade:
De jonge aanplant die een zwakke aantasting heeft overleefd, heeft een vergrote kans om alsnog te sterven door het optreden van andere negatieve invloeden, zoals droogte. Wanneer er nog geen nieuwe boompjes geplant zijn, zullen de kevers de bast van het kapafval gaan vreten van geveld hout en soms van de bast van takken en twijgen van nog staande oudere bomen.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland veel voorkomende soort op kapvlaktes met stobben en jonge aanplant.

Bestrijding:
De meest effectieve maatregel is om na het vellen van de bomen tenminste een jaar te wachten met het aanplanten van jonge boompjes. Soms moet men 2 – 3 jaar met de herinplant wachten. Op die manier worden de kevers nog wel aangetrokken door het gekapte hout, maar de jonge kevers die in de herfst uit de popwiegen kruipen hebben dan geen geschikt voedsel waardoor ze sterven.
In sommige landen gebruikt men lokstofvallen. Om kevervraat te voorkomen is in Nederland het gebruik van bepaalde insecticiden (pyrethroiden) toegestaan waarmee men de jonge boompjes direkt na het planten handmatig kan bespuiten.