Wetenschappelijke naam: Ips duplicatus
Synoniemen: Bostrichus duplicatus
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Coleoptera; Scolytidae
Beschrijving en levenscyclus:
De bastkevers (Scolytidae) zijn meestal kleine, donkerbruine of zwarte kevertjes met zeer korte snuit, knievormig gebogen antennen met een min of meer ovale tot bolvormige eindknots en gladde of dun behaarde dekschilden. In het voorjaar boren de kevers een gang onder de bast van vooral verzwakte of stervende bomen. Aan de rand van deze gang worden de eieren in nisjes afgezet. De larven vreten hun gangen min of meer loodrecht op de moedergang, waardoor tenslotte een verward netwerk ontstaat. Aan het einde van de larvengang vindt de verpopping plaats. Van daaruit boren de jonge kevers openingen naar buiten. De meeste soorten van deze familie tasten slechts sterk verzwakte bomen aan, zodat ze bosbouwkundig gezien, minder belangrijk zijn.
Adult: 3,2 – 4,0 mm lang, lichtbruin tot donkerbruin. Dekschilden zijn iets langer dan het halsschild. Hun lichaam is 4,0 – 5,5 mm lang en langgerekt cilindrisch van vorm. Glanzend donker roodbruin tot zwart. De dekschilden zijn aan het einde fijn en dicht gepunteerd en glanzend. Er bevinden zich vier tandjes aan de rand van elk dekschild, waarvan de tweede en derde een gemeenschappelijke, brede en platte basis hebben. Het voorhoofd is gekorreld zonder vooruitstekende bultjes.
Ei: de eitjes worden in moedergangen in nisjes onder de bast van verzwakte of kwijnende bomen afgezet.
Larve: wit, pootloos met een bruine kop.
Pop: de verpopping vindt plaats in een popwieg aan het eind van de larvengang.
In de lengterichting van de stam lopen vanuit de paringskamer één tot vijf licht gebogen 7 tot 10 cm lange moedergangen. De moedergangen blijven tot de bast beperkt en raken slechts licht het spinthout. In de moedergangen worden op onregelmatige afstanden de eitjes in nisjes afgezet. Uit de moedergangen waaieren de 6 tot 12 cm lange larven¬gangen die eindigen in een verpoppingskamer in de bast. Door de rijpingsvraat van de jonge kevers en regene¬ratievreterij van de oude kevers wordt dit gangenstelsel nog groter. Het boormeel wordt door de kevers naar buiten gewerkt. Er is één generatie per jaar.
Type aantasting:
De kever boort gangenstelsels onder de bast.
Waardplanten:
Voornamelijk Picea-soorten, maar ook wel Pinus en Larix.
Aangetaste plantendelen:
Stam.
Aantastingsbeeld:
De soort heeft een voorkeur voor de jongere afstervende en pas gevelde stammen (dunningsfase), waarbij hij vooral de kroon en de middelste delen van de stam prefereert. Het broedbeeld lijkt vrij veel op dat van de letterzetter, Ips typographus.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Het broedbeeld en de rijpingsvraat lijken zeer op dat van Ips typographus.
Schade:
De soort kan bij massaal voorkomen vooral in jongere bossen (met dunningshout) schade van betekenis veroorzaken.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort komt niet in Nederland voor.
Bestrijding:
Vroegtijdige dunningen als voorzorgsmaatregel. Bij een aantasting tijdig de aangetaste stammen vellen en afvoeren. Vangstammen leggen.