Wetenschappelijke naam: Pseudomonas syringae pv aesculi
Synoniemen: —
Nederlandse naam: Kastanjebloedingsziekte
Taxonomische indeling: Bacteria
Beschrijving en levenscyclus:
De ziekte komt doorgaans voor op al wat oudere bomen en kent opeenvolgende stadia, beginnend met de vorming van rode ‘druppels’ op de bast, uitbreidende bastnecrose en uiteindelijk sterfte van de boom.
Op welke manier(en) de bomen worden besmet, c.q. aangetast is nog niet geheel bekend. De bacteriën verspreiden zich in de intercellulaire holten van het bastweefsel en doden van daaruit de levende cellen. Vervolgens dringen ze de gedode cellen binnen en gebruiken deze als voedselbron en vermenigvuldigen zich. De boom tracht deze voortschrijding af te grendelen met onder meer de vorming van een gomachtige substantie die deels door de bast heen naar buiten wordt geperst. Deze reactie is echter vaak onvoldoende om de verspreiding van de bacterie tegen te gaan.
Type aantasting:
Bastnecrose.
Waardplanten:
Het geslacht Aesculus met vooral Aesucus hippocastanum en Aesculus x carnea (resp. de witte en rode Paardenkastanje). De vatbaarheid verschilt per soort c.q. cultivar. Zo blijken de gele en rode Pavia (resp. A. pavia en A. flava) weinig te worden aangetast.
Aangetaste plantendelen:
De bast van takken en stam.
Aantastingsbeeld:
In de loop van het groeiseizoen verschijnt er op de bast een of meerdere plekken met een uitscheiding van rode, harsachtige druppels die geleidelijk naar zwart verkleuren. Wat later sterft de bast daaronder af, vormt scheuren en laat (gedeeltelijk) los waarbij het onderliggende hout bloot komt te liggen. Dit wordt niet door de bacterie aangetast, maar hier vormen zich na enige tijd vaak vruchtlichamen van diverse houtparasitaire schimmels. Bij zware aantasting vormt de kroon op den duur nog maar weinig klein en vergeeld blad en sterft de kroon geleidelijk in. Bij zeer zware aantasting sterft na enige tijd de gehele boom. Dit proces neemt doorgaans meerdere jaren in beslag en bij sommige bomen kan het proces zelfs geheel stil komen te liggen en vormen zich grillig banen van wondovergroeiingsweefsel op de stam en takken, Kenmerkend is dat waterlot vorming (als reactie op de aantasting) vaak achterwege blijft.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Geen.
Schade:
De voornaamste schade bestaat uit een geleidelijke aftakeling en soms gehele sterfte van de boom. De secundaire aantastingen door houtparasitaire schimmels van dikkere takken kunnen een toenemend risico vormen voor de (verkeers)veiligheid.
Verspreiding van de ziekte:
In Nederland is de ziekte voor het eerst gesignaleerd in het begin van deze eeuw en komt momenteel zeer algemeen voor.
Bestrijding:
Teelt: Alleen soorten en cultivars aanplanten waarbij (zware) aantasting tot dusver nog niet is
waargenomen;
Sanitair: Soms wordt geadviseerd om zwaar aangetaste bomen op te ruimen, maar over het nut en de noodzaak hiervan bestaat nog geen algehele consensus omdat weinig bekend is over de besmettelijkheid van de ziekte en de bacterie ook voorkomt op gezonde bomen.
Chemisch: Geen praktische optie.
Aanvullende opmerkingen:
Inmiddels is gebleken dat de mate van tolerantie voor de ziekte binnen een soort afhankelijk is van genetische factoren waardoor het mogelijk is om gericht te selecteren op tolerante individuen. Hiermee is reeds een begin gemaakt.
Ook is gebleken dat de bacterie niet meer kan leven boven temperaturen die nog niet dodelijk zijn voor bastcellen. Dit heeft geleid tot praktische toepassing van technieken waarbij de stam van de boom enige tijd aan warmte wordt blootgesteld. Warmtebehandeling wordt reeds enige jaren op beperkte schaal toegepast. De resultaten zijn echter wisselvallig en over eventuele herbesmetting na de behandeling is nog weinig bekend.