ABIOTISCHE AANTASTINGEN: KOPERGEBREK
Symptomen:
Kopergebreksverschijnselen uiten zich doorgaans als misvormingen in de ontwikkeling van de bladeren of de kroon. Bij naaldboomsoorten ontstaat als regel een slingerende groei, met name van de topscheut en in ernstige gevallen buigt de gehele top zelfs neerwaarts en lukt het de boom niet om een enigszins rechtop gaande top te ontwikkelen waardoor de boom een ‘kruipende’ groei vertoont. Soms zijn de naalduiteinden van de scheuten vergeeld of zelfs afgestorven en soms ontstaat er een bossige, bijna heksenbezemachtige groei. Deze verschijnselen doen zich vooral voor bij Picea en Larix. Van Pinus zijn nog geen kopergebreksverschijnselen geconstateerd.
Bij loofboomsoorten uit kopergebrek zich vaak door het lepelvormig omkrullen van het blad waarbij soms de bladranden zwart kleuren en de bladeren in de toprichting van de scheut steeds kleiner worden. De eindknoppen- en scheuten sterven soms in waarbij de adventiefknoppen vervolgens uitlopen en een bossige groei ontstaat. Soms wordt bij sommige boomsoorten de groei kruipend in plaats van opgaand.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
—
Schade:
Chronisch kopergebrek leidt tot (aanmerkelijke) groeivertraging en misvormingen van de scheuten en de kroon (bossige groei) of de boom (horizontale groei). Tevens verhoogt het de gevoeligheid voor vorst van de bomen i.c. het insterven van de topscheuten tijdens (strenge) winters.
Voorwaarden voor het optreden van de aantasting:
Kopergebrek komt eigenlijk alleen voor op gronden die van nature arm zijn aan koper, zoals heideontginningen en stuifduingebieden. In het stedelijk groen is koper doorgaans in voldoende mate als ‘natuurlijke’ verontreiniging in de bodem aanwezig. Ook is het bladstikstofgehalte van belang. Bij een hoog bladstikstofgehalte (c.q. een overdosering van stikstof) kan relatief kopergebrek zich al voordoen bij overigens normale waarden van het kopergehalte in het blad.
Diagnose:
Voornamelijk aan de hand van de karakteristieke symptomen. Daarnaast kan aan de hand van een chemische bladanalyse het kopergehalte worden bepaald. Voor zowel naald- als loofboomsoorten kan kopergebrek optreden bij bladgehaltes van minder dan 2 à 4,5 mg Cu per kg droge stof, maar soms zelfs al bij hogere gehalten, afhankelijk van het stikstofgehalte van het blad.
Bestrijding:
Kopergebrek kan als regel afdoende worden opgeheven door bemesting met een kopermeststof.
Aanvullende opmerkingen:
—