Nederlandse naam:
Beukenkankerluis
Wetenschappelijke naam:
Lachnus pallipes

Wetenschappelijke naam: Lachnus pallipes
Synoniemen: Lachnus exsiccator
Nederlandse naam: Beukenkankerluis
Taxonomische indeling: Hemiptera: Lachnidae

Beschrijving en levenscyclus:
Stam- en takluizen – Lachnidae – zijn vrij grote luizen met lange poten. De kleur varieert van bruin tot zwart. Door de grote hoeveelheid afscheiding van honingdauw zijn in de luizenkolonies veel mieren en wespen te zien. Dit is ook een kenmerk bij de signalering van de luis. Door het zuigen van de takluizen kunnen de takken verdrogen. Sommige soorten komen voor bij loofbomen, andere bij naaldbomen.

Adult: De ongevleugelde levendbarende vrouwtjes zijn 3,5 – 4 mm groot. Hun lichaam is glanzend donkerrood- tot zwartachtig bruin. De gevleugelde exemplaren hebben net als de eikenkankerluis Lachnus roboris bruine vlekjes op hun voorvleugels. De soort heeft zeer lange achterpoten die langer zijn dan de andere.

Larve: De larven lijken op de adulten.

De stammoeder verschijnt in april uit het winterei en ontwikkelt zich in circa twee weken tot een ongevleugeld imago. Ze produceert ongeveer 18 eilarven van de eerste generatie. Hierop volgen gedurende de zomer nog maximaal vier generaties. Hiervan is een deel gevleugeld die voor de uitbreiding van de soort zorgen. In één van de laatste generaties worden ongevleugelde exemplaren geboren die zich geslachtelijk voortplanten. Ze verschijnen gewoonlijk eind augustus. Grote kolonies van ongevleugelde eierleggende vrouwtjes en gevleugelde mannetjes verschijnen in september en oktober.
Na de paring leggen de vrouwtjes in oktober gezamenlijk hun wintereitjes op de twee- tot driejarige gladde takjes van Fagus. Dit leidt tot een soort eitjes-tapijt dat tot 1.600 eitjes kan omvatten.
De kolonies van deze soort zijn vaak zeer groot en trekken mieren aan. De luizen zuigen van mei tot oktober. Ondanks de vaak grote hoeveelheden luizen wordt er weinig schade veroorzaakt.

Type aantasting:
Kankerachtige woekeringen.

Waardplanten:
Fagus en Quercus.

Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.

Aantastingsbeeld:
Kankerachtige woekering van het cambium van stam en takken doordat de bast overlangs scheurt. De luizen zitten in grote kolonies op stam en takken en veroorzaken door hun zuigen indirect de kankers. De zuigplekken kunnen invalspoorten zijn voor schimmels, die het gedeelte boven de aantastingplaats kunnen doen afsterven

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Op Fagus komt er geen andere luis voor die op deze soort lijkt.

Schade:
Door het zuigen van de luizen en larven scheurt de bast en ontstaan er kankerachtige woekeringen. Hieruit kan zich kanker veroorzaken.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een aantasting van deze soort is in Nederland zeer zeldzaam.

Bestrijding:
Massale vermeerdering van deze luis is slechts mogelijk bij voldoende mierenactiviteit. Een plaag komt tot staan wanneer de mieren de luizen niet kunnen bereiken, bijvoorbeeld door een rondom aan de basis van de stam aangebrachte rupsenlijm.

Afbeeldingen: