Wetenschappelijke naam: Leucoma salicis
Synoniemen: Stilpnotia salicis
Nederlandse naam: Satijnvlinder
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Lymantriidae
Beschrijving en levenscyclus:
De vlinders van de familie van de spinners (Lymantriidae) ontlenen hun naam aan de min of meer stevige zijden cocons, waarin de rupsen verpoppen. Het zijn vrij sterk behaarde vlinders en de haren zijn vaak prikkelend en irritant, zodat het niet prettig is de vlinders met de handen aan te raken. De mannetjes hebben geveerde antennen. De roltong is bij deze soort nauwelijks ontwikkeld of ontbreekt in het geheel. Door deze twee kenmerken verschillen de spinners van de andere nachtvlinders, Noctuidae, waarvan ze anders vrij moeilijk zijn te onderscheiden. De rupsen hebben haarbosjes op de rug en bovendien een paar kleine, verheven kliertjes. Enkele soorten hebben brandharen en moeten voorzichtig worden behandeld. De meeste soorten voeden zich hoofdzakelijk met de bladeren van bomen en struiken.
Adult: vleugelspanwijdte 40 – 55 mm; witglanzend, soms met enkele gelige vlekken op de vleugels.
Larve: tot 45 mm; donkergrijs of bruin met zwarte kop en geelachtig witte rugvlekken die paarsgewijs over de segmenten verdeeld liggen; op elk segment een krans van rode wratjes; lang lichtbruin behaard.
De vlinder vliegt in juni en juli. Het vrouwtje legt dan 100 – 250 eitjes in hoopjes tegen de stam en takken. De groene eitjes worden bedekt met wit schuimig vocht, dat spoedig verhardt. De in augustus en september verschijnende, nog zwarte rupsjes, skeletteren de bladeren aan de onderzijde en zoeken al spoedig hun winterrustplaatsen aan takken of in bastspleten op, alwaar ze zich met een spinseltje omgeven. In april – mei van het volgende jaar kruipen ze wederom naar de bladeren, welke nu geheel of nagenoeg geheel worden opgevreten. In juni verpoppen ze binnen een ijlgeel spinsel tussen de bladeren, in schorsspleten of elders.
Type aantasting:
Bladvraat.
Waardplanten:
Populus; soms Salix.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
Afgevreten bladeren; bladvoet blijft over. Er kan een volledige kaalvraat over grote oppervlaktes plaatsvinden.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort kan moeilijk met andere verward worden. Slechts de Nederlandse naam kan ten onrechte verward worden met die van de bastaardsatijnvlinder, Euproctis chrysorrhoea.
Schade:
In sommige jaren (en dan vaak enkele jaren achtereen) is de soort een ernstige plaag in populierenbossen en –wegbeplantingen. Alhoewel de boom zich hiervan meestal nog voor de herfst zo goed als herstelt, ontstaat niettemin enig aanwasverlies.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland incidenteel massaal optredend.
Bestrijding:
De plaag wordt doorgaans, mede door de activiteit van een aantal parasieten, plotseling beëindigd.