Wetenschappelijke naam: Lygocoris pabulinus
Synoniemen: Lygus pabulinus
Nederlandse naam: Groene appelwants
Taxonomische indeling: Hemiptera: Miridae
Beschrijving en levenscyclus:
De familie Miridae omvat het merendeel van onze wantsen. Het zijn kleine en middelgrote wantsen met een betrekkelijk zacht lichaam. Deze soorten komen in uiteenlopende biotopen voor. Ze zijn zeer actief. De meeste soorten zijn vrij slank en leven van plantensappen. Ze onderscheiden zich van de meeste andere wantsen vooral door de aanwezigheid van een duidelijke, min of meer driehoekige gedeelte van de voorvleugel (cuneus). Ze missen ook ocellen (enkelvoudige ogen boven op de kop) en hebben een zachter lichaam dan andere wantsen. Ze hebben lange, op een naald lijkende, monddelen. Op de zich ontwikkelende vruchten of zaden komen deze wantsen het meest voor. Bij voedselopname komt er speeksel in het plantenweefsel. Dit speeksel kan plaatselijk een remming van de weefselgroei veroorzaken, hetgeen tot typische misvormingen leidt.
Adult: ca. 5 mm lang, helder groen.
Larve: groen, ovaal afgeplat lichaam, rode ogen; het insect is sterk beweeglijk.
Ei: ca. 1 mm, langwerpig, wit. Het eitje is moeilijk waar te nemen, daar het onder de schors van een appeltak, via een lenticel is geschoven. Het ei is als een klein bultje van september tot april zichtbaar.
De eitjes worden onder de bast van jonge twijgen of in schorsspleten gelegd waar ze overwinteren. Half april komen de eitjes uit en de larven verspreiden zich over het gewas en veroorzaken zuigschade. Na de tweede vervelling, ongeveer half mei, migreren de larven naar de kruidachtige planten. Hier worden ze volwassen en komt de tweede generatie tot ontwikkeling. De imago’s van de tweede generatie migreren naar de winterwaardplant en zetten daar de eitjes af.
Type aantasting:
Zuigen.
Waardplanten:
Winterwaard: houtige gewassen zoals Malus, Ribes, Prunus, Tilia e.a.
Zomerwaard: kruidachtige gewassen.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
Het zich nog ontwikkelende blad blijft op de aangezogen plaatsen achter in de groei. Hierdoor ontstaan er groeischeuren in het blad. Het typische aantastingsbeeld is pas na verloop van tijd waar te nemen.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De bladmisvormingen kunnen verward worden met door bladluizen of andere insecten veroorzaakte aantastingen.
Schade:
Bij voedselopname komt er speeksel in de plantenweefsel. Dit speeksel kan een plaatselijke remming van de weefselgroei veroorzaken, hetgeen tot het typische beschadigingbeeld, misvormingen, leidt.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een algemene soort in Nederland.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.