Wetenschappelijke naam: Lytta vesicatoria
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Spaanse vlieg
Taxonomische indeling: Coleoptera: Meloidae
Beschrijving en levenscyclus:
De soorten van de familie van de olie- of blaarkevers (Meloidae) leven bij voorkeur in droge en warme biotopen. Ze voeden zich overwegend met bladeren, stuifmeel of nectar. De ontwikkeling van de kever is zeer gecompliceerd. De larven leven parasitair bij wilde bijen en laten zich door deze bijen naar het nest transporteren. De naam oliekever heeft betrekking op het olieachtige blarentrekkend secreet dat deze kevers bij verstoring afscheiden.
Adult: de kever is 12 – 21 mm lang. Goudgroen of metaalblauw glanzend gekleurd. Voeten (tarsen) zijn meestal wat donkerder. De kop is verstrooid gepunteerd met een kleine, roodbruine en druppelvormige punt op het voorhoofd. Voelsprieten zijn elfdelig. Het borststuk (thorax) is trapezevormig en net als de kop gepunteerd en witachtig behaard. De dekvleugels zijn niet behaard.
Larve: de jonge larve is 2 mm lang en grotendeels zwart. Alleen de onderzijde van het lichaam en de poten zijn wit gekleurd. Het tweede larvenstadium is bij deze soort wit en bereikt een lengte van ongeveer 20 mm.
De kever verschijnt in mei en juni. Het vrouwtje graaft een aantal gaatjes in de grond waar groepsgewijs 50 – 200 eitjes worden gelegd. Na 3 – 4 weken kruipen er zeer kleine luisachtige larven uit, die voorzien zijn van sterke klauwen. Deze larven kruipen omhoog tot op de bloemhoofdjes van voorjaarsbloeiers. Slechts enkelen vinden een gastheer – wilde bijen – waar ze zich aan vasthechten en door wie ze naar het nest worden gebracht, meteen een bijeneitje opzoeken en vervolgens opeten. Hierna doet de larve zich te goed aan de voedselvoorraad van de bij: stuifmeel en nectar. Na een aantal vervellingen gaat hij met een zacht lichaam en gereduceerde poten steeds meer op een made lijken,. De verpopping vindt in de grond plaats. De soort scheidt bij alarmering een blaarverwekkende stof met een eigenaardige geur af. De kevers kauwen op bladeren.
Type aantasting:
Kauwen op bladeren.
Waardplanten:
Vooral Fraxinus. Soms op Sambucus, Liguster.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
De kevers kauwen op bladeren wat soms tot kaalvraat kan leiden. De meeste bomen lopen het volgende jaar weer uit.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting kan nauwelijks met andere verward worden.
Schade:
De soort treedt in Midden en Noord Europa af en toe plotseling massaal op. De schade ontstaat meestal aan jonge Fraxinus waar de kaalvraat soms tot afsterven kan leiden.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is in Nederland zeldzaam en uitsluitend in het zuiden van het land aanwezig.
Bestrijding:
Bij de jonge bomen en bij een kleinschalige aantasting kunnen de kevers uit de bomen worden geschud of verzameld. Hierbij dient men in verband met de giftigheid van de kevers handschoenen te dragen.