Nederlandse naam:
Magnesiumgebrek
Wetenschappelijke naam:
Magnesiumgebrek

ABIOTISCHE AANTASTINGEN: MAGNESIUMGEBREK

Symptomen:
Beginnende magnesium gebrekverschijnselen uiten zich doorgaans als een tussennervige, soms vleksgewijze vergeling, van vooral de oudere bladeren in de binnenkroon en aan het onderste gedeelte van de twijgen, waarbij zowel de hoofdnerven als de fijnere nervatuur nog lange tijd groen blijven. Bij matig tot zwaar magnesiumgebrek heeft het gehele blad een gelige kleur en verschijnen in het tussennervige bladweefsel ronde necrotische vlekken die geleidelijk aaneensluiten. Ook treedt bladrandnecrose op en vaak eveneens vervroegde bladval.
Bij naaldbomen uit magnesiumgebrek zich doorgaans als een scherp begrensde vergeling van de naalduiteinden van zowel de jongere als de oudere naalden. Bij matig tot zwaar magnesiumgebrek hebben de verkleuringen een bruine tot roodbruine tint of zijn de naalden geheel vergeeld.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
– Kaliumgebrek, mat name in een beginnend stadium. De vlekkerige vergeling op de bladeren en de
vergeling van de naaldtoppen zijn bij magnesiumgebrek doorgaans feller en scherper begrensd;
– Virusinfecties met de zgn. vlekkenvirussen (o.a. Sharka);

Schade:
Chronisch magnesiumgebrek heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling en conditie van jonge bomen. Bij wat oudere bomen wordt de groei niet wezenlijk beïnvloed.

Voorwaarden voor het optreden van de aantasting:
Magnesiumgebrek kan ontstaan door een onvoldoende aanwezigheid van opneembaar magnesium in de bodem. Het komt met name voor op de armere zandgronden.

Diagnose:
Aan de hand van een chemische bladanalyse. Hieruit kan worden afgeleid of het magnesiumgehalte in het blad in absolute zin voldoende is of te laag. Bij naaldboomsoorten ligt de ondergrens tussen 0,4 á 0,7 g/kg droge stof en bij loofbomen tussen 0,8 en 1,3, al naar gelang de boomsoort. Eveneens dient de K/Mg-verhouding in het blad groter te zijn dan 7 á 12. Ligt deze lager dan is er kans op relatief Mg-gebrek ten opzichte van K.
Daarnaast is ook de verhouding met het in het blad aanwezige stikstof van belang. Bij een N/Mg-verhouding > 20 kan relatief Mg-gebrek optreden.

Bestrijding:
Magnesiumgebrek kan doorgaans door bemesting met een magnesiummeststof worden opgeheven.
De dosering dient te zijn afgestemd op de chemische bodemsituatie (c.q. de hoeveelheid opneembaar magnesium die reeds in de bodem aanwezig is). Als ruwe indicatie bij een bodemchemische analyse geldt dat magnesiumgebrek op zandgronden kan optreden wanneer het gehalte minder dan 50 g MgO / kg droge stof bedraagt en op kleigronden bij een gehalte van minder dan 100 g/kg.

Aanvullende opmerkingen:
Het al dan niet geleidelijk ontstaan van magnesiumgebrek bij oudere bomen kan een indicatie zijn voor een verminderde opnamecapaciteit van het wortelstelsel, bijvoorbeeld als gevolg van mechanische beschadiging of wortelrot.

Afbeeldingen: