Wetenschappelijke naam: Meripilius giganteus
Synoniemen: Polyporus giganteus
Nederlandse naam: Reuzenzwam
Taxonomische indeling: Basidiomycetes; Aphyllophorales
Beschrijving en levenscyclus:
Op en rondom de stamvoet verschijnen clusters van vrij grote, elkaar overlappende, waaiervormige, platte (1 à 2 cm dikke) vruchtlichamen met een golvende rand. Ze groeien vaak op korte stelen vanuit een gemeenschappelijke basis. De bovenzijde is grauw bruingeel tot kastanje bruin en de hoed heeft een gelige rand. De oppervlakte is enigszins ruw korrelig met een draadachtige, min of meer radiaal verlopende structuur. Vaak is er een ringvormig patroon van concentrische kleurschakeringen aanwezig.
De onderzijde is crèmekleurig en verkleurt bij kneuzing naar bruin. Het vlees is wit. Bij het ouder worden verkleurt zowel de boven- als onderzijde naar bruin tot donkerbruin.
De vruchtlichamen komen vrijwel uitsluitend in groepen (clusters) voor die een afmeting van 30 cm of nog aanmerkelijk meer (tot 1 meter) kunnen bereiken.
De éénjarige vruchtlichamen verschijnen in periode tussen mei/juli en januari verdwijnen na de eerste vorst, waarbij ze snel verworden tot een zwarte, slijmerige massa. Op een beschutte plaats kunnen ze nog tot lang in de winter overleven.
De schimmel tast de boom aan via afgestorven wortels. De schimmel komt ook voor als saprofyt op stobben van gevelde bomen.
Type aantasting:
Houtparasitaire, witrot veroorzakende schimmel.
Waardplanten:
Met name op beuk (Fagus sylvatica) maar ook op diverse andere loofboomsoorten zoals paardekastanje (Aesculus hippocastanum) en Amerikaanse eik (Quercus rubra).
Aangetaste plantendelen:
Wortelstelsel.
Aantastingsbeeld:
Aan de buitenzijde van de boom is doorgaans alleen het vruchtlichaam van de schimmel te zien.
Bij de reeds vergevorderde aantastingen vermindert de bladbezetting en bladgrootte van de boom, aanvankelijk vooral in het bovenste gedeelte van de kroon.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Geen.
Schade:
De schimmel is een ernstige houtparasiet die een omvangrijk rottingsproces in het wortelstel veroorzaakt, waardoor aangetaste bomen al vrij snel gevoelig worden voor windworp.
Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de aantasting, vooral bij beuk, zeer algemeen voor.
Bestrijding:
Teelt: De schimmel zélf kan moeilijk worden bestreden, maar de kans op infectie kan worden
verkleind door de boom gezond te houden. Het is af te raden om bomen aan te planten in
situaties waar kans is op meer dan normale wortelsterfte als gevolg van te sterk
fluctuerende grondwaterstanden. Mechanische schade aan zwaardere wortels dient te
worden vermeden.
Sanitair: Geen praktische optie.
Chemisch: In de praktijk niet van toepassing.
Aanvullende opmerkingen:
De schimmelaantasting blijft ook in een vergevorderd stadium (hoofdzakelijk) beperkt tot het wortelstelsel van de boom. Dit maakt dat de aanwezigheid van de schimmel en de eventuele ernst van een aantasting doorgaans niet kan worden vastgesteld aan de hand van onderzoek naar de kwaliteit van het hout van de stamvoet. De schimmelaantasting treedt doorgaans pas op als de bomen om andere redenen (droogte, waterstagnatie, ouderdom) reeds zijn verzwakt. Op het moment dat de vruchtlichamen worden waargenomen kan de stabiliteit van de boom al sterk zijn verminderd, omdat de dieper gelegen wortels al geheel kunnen zijn verrot terwijl de daarboven liggende wortels nog geheel gezond zijn. De schimmel is één van de voornaamste bedreigingen voor oudere beuken.