Wetenschappelijke naam: Mikiola fagi
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Grote beukenbladgalmug
Taxonomische indeling: Diptera: Cecidomyiidae
Beschrijving en levenscyclus:
Galmugjes (Cecidomyiidae) zijn kleine tot zeer kleine insecten met een tengere lichaamsbouw. Ze lijken veel op gewone muggen. Hun lichaamslengte ligt meestal tussen 1 – 4 mm. Ze leggen hun eitjes op of in plantendelen. Hieruit komen larven die later meestal dezelfde kleur hebben als de eitjes. De verschillende soorten kunnen het beste herkend worden aan de gallen waarin de larven leven. Galmuglarven overwinteren grotendeels in de grond waar ze enkele jaren kunnen blijven liggen alvorens te gaan verpoppen. Dit verschijnsel noemt men ‘overliggen’.
Adult: De galmug is ca. 6 mm lang; rood tot roodbruin.
Larve: tot 5 mm lang; wit of roodachtig; pootloos.
Ei: rood.
De mug vliegt in april en zet op de bladknoppen enige eitjes af. De larfjes dringen de knop binnen tot ze het jonge blad bereiken, waar ze zich voeden met de aan de oppervlakte liggende nerven (het blad bevindt zich namelijk in opgevouwen toestand dieper in de knop). De gallen ontstaan door een weefselwoekering van het blad als reactie op het aanzuigen door de larve. Voordat het blad afvalt, valt de gal, waarin het larfje zit, op de grond. Hierin verpopt het larfje.
Type aantasting:
Galvormend.
Waardplanten:
Fagus.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
Op de nerven aan de bovenzijde van het blad ontstaan harde, toegespitst peervormige groene gallen van 5 – 10 mm hoogte, die later rood en tenslotte bruin verkleuren.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De gallen zijn zeer specifiek.
Schade:
In Nederland van weinig betekenis. In gevallen dat de bladeren zo dicht met gallen bezet zijn, dat ze nauwelijks als zodanig herkenbaar zijn, kan dit bij jonge planten afsterven tot gevolg hebben.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland zeer algemene soort.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.