Nederlandse naam:
Nachtvorst
Wetenschappelijke naam:
Nachtvorst

ABIOTISCHE AANTASTINGEN: NACHTVORSTSCHADE

Symptomen:
Nachtvorstschade uit zich in een plotselinge verwelking, die vrij snel wordt gevolgd door verdorring, van bladeren in grote gedeelten van de boomkroon. Bij oudere bomen beperken de symptomen zich doorgaans tot alleen het onderste gedeelte van de kroon, bij kleinere bomen (o.a. in de kerstbomenteelt) kunnen de symptomen verspreid zijn over de gehele kroon.
Jonge, pas uitgelopen bladeren en bloesems zijn het zwaarst beschadigd en vertonen vaak een donkerbruine tot bijna zwarte kleur. Bij oudere bladeren zijn vooral de bladranden het zwaarst aangetast. De beschadigde organen blijven nog enige tijd in verdorde toestand aan de boom hangen.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Vooral bij jonge naaldbomen: gebrek aan voedingselementen, droogte, schade als gevolg van luchtverontreiniging en bepaalde naaldziekten zoals Lophodermium seditosum.
Bij sommige loofboomsoorten, zoals Prunus: aantasting door tak- en bloesemsterfte, veroorzaakt door Monilinia spp.

Schade:
Nachtvorstschade kan bij jonge bomen leiden tot groeivertraging en (soms) tot misvorming van de kroon c.q. een bossige groei. Ook zijn ze meer dan normaal gevoelig voor secundaire aantastingen. Na zeer zware nachtvorst kunnen jonge bomen zelfs afsterven. Schade aan oudere bomen is van minder betekenis aangezien de schade doorgaans maar beperkt is tot het lagere kroongedeelte en de nog niet actieve knoppen veel minder snel bevriezen. In de loop van het groeiseizoen ontwikkelt zich hieruit weer nieuw blad.
In de fruitteelt kan de schade in economisch opzicht desastreus zijn wanneer door bevriezing van de bloesems er niet of nauwelijks meer vruchten worden gevormd.

Voorwaarden voor het optreden van de aantasting:
De schade treedt op vanaf het vroege tot het midden/late voorjaar na een koude nacht waarbij de temperaturen plaatselijk tot beneden het vriespunt zijn gedaald. In Nederland geldt dat het gemiddeld voorkomt tot de eerste week van mei met ‘uitschieters’ tot de eerste week van juni. Ook de standplaats van de bomen is bepalend. Bomen op lager gelegen terreingedeelten, waar de koude lucht zich kan verzamelen, lopen meer kans op schade dan bomen op hoger liggende gedeelten. Optreden van schade is ook afhankelijk van de boomsoort. De meeste inheemse en uitheemse soorten die laat uitlopen worden gemiddeld genomen minder beschadigd.

Diagnose:
Aan de hand van de specifieke bevriezingsverschijnselen, de verspreiding daarvan over de kroon en de tijdstippen waarop het optreedt, is vrij snel vast te stellen dat er sprake is van nachtvorstschade. Ook het verspreidingspatroon over de standplaats (hogere versus lagere gedeelten) is soms een extra aanwijzing.

Bestrijding:
Nachtvorstschade kan normaliter niet worden voorkomen. In de fruitteelt en (kerst)boomkwekerij kan de schade echter worden beperkt door, wanneer er kans is op nachtvorst (doorgaans op heldere, windstille nachten), noodmaatregelen te treffen zoals het verwarmen van de lucht op de koudere plekken en het vernevelen van water over het gewas. Bevriezing van het water verhindert (in eerste instantie) een sterke onderkoeling én uitdroging van de nog jonge plantenorganen en de nevel zelf vormt een zekere isolatie voor te sterke uitstraling van de koude temperatuur in opwaartse richting. Dit dient echter te worden uitgevoerd tijdens de nachtvorst en niet (ruim) daarvoor.

Aanvullende opmerkingen:
Nachtvorstschade kan ook in het najaar optreden (in Nederland vanaf de derde week in oktober), maar de schade is doorgaans beperkt omdat de bomen dan al hun groei hebben afgesloten. Bij bomen met een zgn. open groei waarvan de scheuten nog niet zijn afgehard of (bijvoorbeeld als gevolg van een laat uitgevoerde stikstofbemesting) of (doorgaans uitheemse) soorten die lang doorgroeien, kan bevriezing van de nog jonge scheuten optreden.

Afbeeldingen: