Nederlandse naam:
Bastbrand van beuk; Bastnecrose van beuk
Wetenschappelijke naam:
Nectria coccinea

Wetenschappelijke naam: Nectria coccinea.
Synoniemen: Cylindrocarpon candidum
Nederlandse naam: Bastbrand van beuk; Bastnecrose van beuk
Taxonomische indeling: Ascomycete;, Hypocreales

Beschrijving en levenscyclus:
Op de stam en (dikkere) takken van de boom bevinden zich ingezonken, donkere plekken met ingestorven bastweefsel. Deze ontstaan door het aanzuigen van de bastcellen door de wollige beukenstamluis (Cryptococcus fagisuga), waarna infectie optreedt van de schimmel Nectria coccinea, die zorgt voor een verdere afsterving van de bast en uitbreiding van de necrose. Op de afgestorven bast verschijnen in het groeiseizoen zeer kleine (tot ca. 0,5 mm), helder rood gekleurde vruchtlichamen (perithecia), die vaak in onregelmatig gevormde groepjes van 5 tot 30 vruchtlichamen bijeen liggen. De ascosporen die daarin worden gevormd zorgen voor verspreiding van de schimmelziekte. Daartussen worden ook micro- en macroconidia gevormd, maar de rol daarvan in de verspreiding van de schimmels is nog weinig bekend.
De schimmel overwintert in de afgestorven bast.

Type aantasting:
Bastnecrose.

Waardplanten:
Het geslacht Fagus.

Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.

Aantastingsbeeld:
De meest opvallende verschijnselen zijn de bastnecrosen die doorgaans grillig van vorm zijn en zeer variabel in grootte (van enige centimeters doorsnede tot meters lange stroken). Deze doen zich vooral voor bij oudere, reeds volwassen bomen, maar in bossen treft men ze ook vaak aan op nog jonge bomen. De eerste verschijnselen zijn iets ingezonken, donkerbruine plekken in de bast, vaak op plaatsen waar zich eveneens aantastingen van de wollige beukenstamluis (kleine wolluizen met een witgrijze, wasachtige afscheiding) bevinden. De necrosen zijn door vochtuitscheiding (slijmvloed) vaak nat en daardoor bijna zwart van kleur. Deze plekken kunnen na enige tijd weer uitdrogen en als bleke plekken (door het ontbreken van algengroei) op de bast zichtbaar zijn. Het bastweefsel van de jonge necrosen heeft doorgans een oranje tot oranjebruine kleur. In een later stadium kan men soms op de necrosen de rode, 1 á 3mm grote groepen van rode peritheciën aantreffen. Deze hebben vaak een wat grillige vorm. Oudere, kleine aantastingen die door de boom met succes zijn afgegrendeld, zijn vaak omgeven door gezond (dus niet herhaaldelijk opnieuw aangetast) wondovergroeiingsweefsel. Ernstige aantasting leidt tot een verminderde bladbezetting en soms zelfs (geleidelijk) afsterven van de boom.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
– Diverse oorzaken die een geleidelijke sterfte van de boom kunnen veroorzaken zoals het zgn.
beukensterven, dat kan worden veroorzaakt door meerdere factoren (zowel biotische als abiotische);
– bastafstervig door zonnebrand;
– een beginaantasting door de beukenkanker (Nectria ditissima) of een aantal andere bastnerose
veroorzakende micro-organismen (o.a. Ascodichaena rugosa en Fusarium avenaceum).

Schade:
Bij ernstige aantasting kan op den duur de gehele boom afsterven. Minder ernstige aantasting die tot stilstand komt, leidt tot vermindering van de houtwaarde. De aantasting maakt de boom gevoeliger voor secundaire aantastingen zoals die door de houtborende kevers Hylecoetus dermestoides en Xyloterus domesticus en een aantal witrot veroorzakende houtparasitaire schimmels, waardoor op den duur gevaar ontstaat door stambreuk.

Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de aantasting matig algemeen voor.

Bestrijding:
Teelt: Gebruik van gezond uitgangsmateriaal, bij voorkeur van zaadgaarden, waarin weinig tot
geen aantasting door de wollige beukenstamluis is waargenomen.
Sanitair: (in bosverband) aangetaste bomen tijdig verwijderen.
Chemisch: Geen praktische optie.

Aanvullende opmerkingen:
De wollige beukenstamluis is een zgn. predispositiefactor. Aanwezigheid van de luis betekent dus niet persé dat de boom zal worden aangetast door de schimmel.
De ziekte treedt vaak ook op op plaatsen waar de groeiplaatsomstandigheden in orde zijn en de bomen een goede groei vertonen. Wél wordt uitbreiding van de aantasting bevorderd wanneer de bomen lijden aan droogtestress of stress door andere factoren (o.a. kalkchlorose).