Nederlandse naam:
Oberea linearis
Wetenschappelijke naam:
Oberea linearis

Oberea linearis
Een boktor die tot de familie Cerambycidae behoort. De soort gebruikt een aantal loofbomen als voedselplanten.
De boktorren zijn een talrijke, wereldwijd verspreide familie. De meeste soorten hebben opvallend lange antennen, meestal langer bij het mannetje dan bij het vrouwtje. Lichaam is meestal lang en afgeplat. Hun elytra is vaak breder dan prothorax. Tarsen van mannetjes zijn breder dan van vrouwtjes. Veel soorten zijn zeer kleurrijk, kleuring is soms seksueel dimorf; er zijn ook veel gewoon donker gekleurde soorten. De meeste soorten vliegen goed; sommige zijn snel en luidruchtig. Boktorren vreten bloemen, stuifmeel en bladeren. Sommige vreten weinig in het volwassen stadium. De larven zijn bijna allemaal vreters van dood en levend hout. Ze kunnen zeer schadelijk zijn, in huis en in de bosbouw. Hun lichaam is afgeplat en hun kleur gewoonlijk bleek geel. Hout is niet erg voedzaam en de ontwikkeling duurt dan meestal ook lang, 2, 3 jaren of nog veel langer. Verpopping vindt plaats in een verbrede vraatgang of in een kamer onder schors. Larven leven vaak na het vellen van stammen gewoon door, zodat geëxporteerde kevers soms ver van huis uit het hout tevoorschijn komen.

De levenscyclus van deze soort is tweejarig.

Bestrijding van deze soort: geen bijzonderheden.

Adult:
11-14 mm lang. Het lichaam is effen zwart, slank, met gele poten. Ook hun hele onderzijde is geel gekleurd. De kever is langgerekt, smal en cilindrisch. Voelsprieten ook effen zwart en bijna zolang als het lichaam.

Larve:
De larven ontwikkelen zich in de dunne, jonge, droge takken tot 1 cm dik van hazelaars, zelden in notenbomen, linden en iepen. Verpopping vindt plaats in de vraatgang

Voedselplanten:
De soort tast eenjarige twijgen van Corylus, Juglans, Carpinus, Ostrya en minder vaak ook die van Alnus, Tilia en Ulmus.

Schadebeeld:
Een larve ringt de twijg enkele centimeters boven de plaats waar de eitjes zijn gelegd. Hierdoor zal de twijg geleidelijk afsterven en eerder of later op de geringde plaats afbreken. Later boort de larve zich in de twijg waar ze door het midden eerst in de richting van het einde van de twijg en later in de andere richting een 50-100 cm lange gang vreet. Dit duurt twee jaar lang. De aangetaste bomen zijn tegen het begin van de herfst gemakkelijk aan hun droge en geknikte twijgen te herkennen.

Levenscyclus:
De kevers vliegen in de schemering van mei tot augustus. Ze gaan dan op bladeren en twijgen van de voedselplanten zitten. Het vrouwtje legt haar eitjes op de eenjarige groene twijgen. De uitgekomen larven ringen eerst de twijg vlak boven waar de eitjes hebben gelegen om vervolgens een langere gang in de twijg te vreten. Hun vraat duurt twee jaar lang. Na deze tijd volgt de verpopping aan het einde van de vraatgang. De kevers boren daarna een rond uitvlieggat. Ze zwermen vlakbij de jonge twijgen uit en gaan vervolgens bij voorkeur op de onderzijde van het blad zitten.

Bestrijding:
Bij Corylus door het afsnijden en verbranden van de aangetaste twijgen. Dit is bij bomen niet mogelijk.