Nederlandse naam:
Gevlekte lapsnuitkever
Wetenschappelijke naam:
Otiorhynchus singularis

Otiorhynchus singularis – gevlekte lapsnuitkever
Een in Europa wijd verspreide kever, die tot de familie Curculionidae behoort. De soort is polyfaag op naald- en loofhout. Ook vruchtbomen worden gebruikt. Hierbij wordt de schors van de twijgen geschild.
Curculionidae – de snuittorren, is de belangrijkste familie van de snuitkeverachtigen. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop, snuit – rostrum, met de kaken aan de punt. Hun antennen lijken vaak geknikt door extra lang 1e segment. Sommige soorten hebben vergroeide elytra. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout, plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten veroorzaken belangrijke plagen van nuttige planten.

De levenscyclus van deze soort is tweejarig.

Bestrijding van deze soort: geen bijzonderheden.

Adult:
6-7mm lang. De bovenzijde van de kever is dicht bedekt met grote schubben. Zijn kleur is lichtbruin met donkere vlekken. De dekschilden zijn dikwijls bedekt met gronddeeltjes. De kever is vleugelloos.

Larve:
8 mm lang. Crèmeachtig wit met bruine kop. Het lichaam is plomp en rimpelig.

Ei:
Rond, glaswit en dof.

Voedselplanten:
De soort gebruikt veel soorten sierplanten en vruchtbomen. Op veel plaatsen in Europa wordt vooral Quercus gegeten. In Engeland wordt weer zijn voorkeur voor coniferen gemeld. Van de boomsoorten en struiken zijn dat Abies, Picea, Taxus, Tsuga, Betula, Quercus, Prunus, Rhododendron, Rosa en andere.

Schadebeeld:
De kever beschadigt de bast van de twijgen door deze te schillen. De vraat begint bij de top van de twijg. Veel twijgen sterven daardoor af. Ook de larven doen aan de vraat mee. Ze beschadigen de ondergrondse plantendelen. Behalve de twijgen van bomen beschadigt de soort ook plantsoen op boomkwekerijen. De schade veroorzaakt door de imago’s is veel belangrijker dan die door de larven.

Levenscyclus:
De jonge kevers blijven in de herfst in hun popwieg en verschijnen in het voorjaar samen met de oude kevers, die in mossen en strooisel overwinteren. De soort is ‘s nachts actief.De jonge vrouwtjes leggen in de eerste zomer gemiddeld 40 eitjes en in hun tweede zomer 240 eitjes. De eitjes worden in een aantal groepjes afgezet. De mannetjes zijn onbekend en de voortplanting vindt in zijn geheel ongeslachtelijk (parthenogenetisch) plaats. De aan fijne wortels van bomen en kruiden etende jonge larven overwinteren. In het tweede jaar eten ze aan hoofd- en paalwortels. De verpopping vindt plaats van einde juli tot midden september in een holletje in de grond waar de larve gegeten heeft. De levenscyclus is tweejarig en soms tweejarig.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.

Afbeeldingen: