Wetenschappelijke naam: Palmar festiva
Synoniemen: Lampra festiva, Poecilonota festiva
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Coleoptera: Buprestidae
Beschrijving en levenscyclus:
De prachtkevers (Buprestidae) zijn een talrijke familie van vaak metaalkleurige soorten, waarvan de meeste in Zuid-Europa voorkomen. Hun lichaam is meestal langwerpig, min of meer projectiel-vormig en naar achteren toegespitst. Ze vliegen graag rond in de felle zon en zitten bij voorkeur op bloemen. De larven zijn afgeplat en maken gangen onder de schors.
Adult: de kever heeft een slank lichaam met een lengte van 8 – 10 mm en een breedte van ca. 3 mm. Hij is donkergroen van kleur met grote zwarte vlekken. De ogen zijn vrij groot. De kop is hoekig en ligt diep in het borststuk verzonken.
Larve: de lengte bedraagt maximaal 30 mm. De larve heeft een ivoorwitte kleur en is vrij plat en sterk gesegmenteerd. De kop ligt onder het halsschild dat lichtbruin van kleur is en breder dan de rest van het lichaam.
De kever vliegt in mei en juni. De kevers zijn vooral bij warm weer actief. In deze periode worden de eitjes op de stam afgezet. De larven maken gangen onder de bast, voornamelijk in de lengterichting van de stam lopend. De gangen zijn gevuld met boormeel, een typisch kenmerk voor de prachtkevers. De verpopping vindt plaats in het hout in een haaks op de larvenvraat lopende gang. De generatie is tweejarig.
Type aantasting:
Gangenstelsel onder de bast.
Waardplanten:
Vooral Thuja en daarnaast Cupressus, Juniperus, Chamaecyparis.
Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.
Aantastingsbeeld:
De larve boort gangen in de bast van stammen en takken van jongere bomen (35 – 40 jaar) die 10 – 20 cm in diameter zijn. De gangen verlopen aanvankelijk alleen in de bast. Later boort de larve ook in het spinthout. Ze keert meermalen om en boort parallel lopende gangen dichtbij elkaar, zodat een smal vraatbeeld ontstaat. De aantasting valt op doordat de bomen verbruinen. De soort is secundair van aard. Ze tast vooral verzwakte bomen aan; dit gebeurt wel in het eerste stadium van de ziekte.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort wordt vaak vergezeld door twee bastkevers (Scolytidae): Phloeosinus bicolor en Phloeosinus thujae. Oudere gangen kunnen worden verward met die van boktorren (Cerambycidae).
Schade:
De vraat kan tot het afsterven van de boom leiden.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is niet in Nederland aanwezig.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.