Nederlandse naam:
Populierenglasvlinder
Wetenschappelijke naam:
Paranthrene tabaniformis

Wetenschappelijke naam: Paranthrene tabaniformis
Synoniemen: Aegeria tabaniformis; Sciapteron tabaniformis
Nederlandse naam: Populierenglasvlinder
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Sesiidae

Beschrijving en levenscyclus:
De wespvlinders (Sesiidae) zijn middelgrote vlinders die hun naam ontlenen aan de grotendeels schubloze, doorzichtige vleugels. De vlinders lijken op wespen door hun geelzwarte tekening en glasheldere vleugels. Ze zijn overdag actief en verblijven graag in de zon. Vele imiteren bijen en wespen en zoemen vaak in de lucht. Ze rusten gewoonlijk met de vleugels wat uitgespreid. De voorvleugels zijn relatief smal. De kleine tot middengrote larven (rupsen) boren zich in stammen en takken van bomen. De larven hebben gewoonlijk twee jaar lang nodig voor hun ontwikkeling. Ze zijn rolrond, meestal witachtig van kleur en het lichaam is meestal iets gezwollen achter de kop. De pop werkt zich gedeeltelijk uit de stam voor de vlinder eruit kruipt.

Adult: vleugelspanwijdte 35 mm; voorvleugels zijn koffiebruin met een zeer smalle glasachtige lengtestreep, achtervleugels glasachtig; lichaam blauwzwart met 3 of 4 smalle citroengele ringen op het achterlijf.

Larve: tot 20 mm lang; geelwit met donkere rugstreep, spaarzaam behaard; kop en halsschild donkerbruin. Op het laatste segment van het achterlijf heeft de larve twee zeer kleine karakteristieke doorntjes.

De in juni – augustus vliegende vlinders leggen een groot aantal eitjes op de stam of takken van jonge populieren. De rupsen boren zich bij voorkeur in op plaatsen waar de schors op een of andere wijze is beschadigd. Na enige tijd bij de inboorplaats van het cambium te hebben gevreten, dringen ze in het hout en overwinteren daar. Het volgende voorjaar wordt een gang dieper in het hout gemaakt in de richting van het merg, waarna ze meestal in opwaartse richting het mergweefsel vreten. Na een tweede overwintering buigt de gang zich van het merg af totdat hij vlak onder de schors uitmondt. Hier vindt de verpopping plaats in mei of juni. Zodra de pop zich halverwege uit de stam heeft gewerkt, verschijnt de vlinder. De pophuid blijft in de opening achter. De levenscyclus duurt in Nederland gewoonlijk twee jaar, in de warme zomers één jaar; in Zuid-Europa overwegend één jaar.

Type aantasting:
Boorgangen in stammen en takken.

Waardplanten:
Populus.

Aangetaste plantendelen:
Jonge stammen.

Aantastingsbeeld:
Jonge stammen vertonen een galachtige verdikking, soms met uitvlieggat; tot 30 cm lange verticale gang in het hout.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting kan verward worden met de kleine populierenboktor (Saperda populnea) en de wilgensnuitkever (Cryptorhynchus lapathi), die ook galachtige verdikkingen aan de stam veroorzaken.

Schade:
Door de rupsen in het hout gemaakte boorgangen maken de boompjes windgevoelig. Aan stekken, die in de kwekerij worden geïnfecteerd, vertoont de aantasting zich als regel op de grens van het stekhout en de jonge scheut. In de aanplant gebracht zal het boompje door wind op die plaats afbreken. Door de aantasting treedt in elk geval aanwas- en kwaliteitsvermindering op.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland heeft dit insect bij de aanplant van grote oppervlaktes populier in de Flevopolders voor grote problemen gezorgd.

Bestrijding:
In de kwekerij kan men de aantasting met chemische middelen redelijk voorkomen.
Zijn er in de aanplant zware aantastingen opgetreden dan kan men in de winter de jonge bomen afzagen en de aangetaste delen verbranden. Het volgende jaar lopen de stobben opnieuw uit en kan men door snoeien van scheuten er één laten staan die de nieuwe stam levert.