Nederlandse naam:
Parectopa robiniella
Wetenschappelijke naam:
Parectopa robiniella

Wetenschappelijke naam: Parectopa robiniella
Synoniemen: –
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Gracillariidae

Beschrijving en levenscyclus:
Een kleine, van oorsprong Noord-Amerikaanse soort uit de familie van mineermotten, Gracillariidae, die voor het eerst in 1970 in Europa (Italië) is waargenomen en sindsdien zich naar het noorden aan het uitbreiden is.
De mineermotten (Gracillariidae) zijn zeer kleine vlinders met smalle vleugels waarvan de randen met fijne haartjes zijn bezet. De volwassen motten nemen een karakteristieke houding aan, waarbij de kop op lange en wijd gespreide voorpoten omhoog is gericht. De larven mineren voornamelijk het blad.

Adult: de spanwijdte van de mot is 8 – 9 mm. Het lichaam is donkerbruin gekleurd. De voorvleugels zijn versierd door verscheidene smalle, witte, wigvormige vlekken.

Larve: de volwassen larve is 4 – 4,5 mm lang en grotendeels groen gekleurd.

De mineermot verschijnt in mei of juni. De eitjes worden afzonderlijk op de onderzijde van het blad afgezet. De larven mineren het blad aan de onderkant, waardoor onregelmatige (vingervormige), witachtige, blaarvormige mineergangen ontstaan. De excrementen worden “geloosd” door een gaatje dat aan de onderzijde van de mijn wordt gemaakt. De volgroeide larve spint een witachtige cocon aan de rand van het blad. De mot verschijnt kort daarop. In hetzelfde jaar verschijnt nog een tweede en in sommige (zuidelijker gelegen) gebieden ook een derde generatie. De laatste generatie overwintert als volgroeide larve in een cocon in de afgevallen bladeren op de grond.

Type aantasting:
Mineren van blad.

Waardplanten:
De soort is in Robinia-soorten gespecialiseerd. Soms kleinere sierplanten alsook jonge Robinia-planten op de kwekerij.

Aangetaste plantendelen:
Blad.

Aantastingsbeeld:
De larve van de soort mineert het blad waardoor een witte handvormige blaasmijn met uitstulpingen ontstaat. De aangetaste bladeren verkleuren en vallen voortijdig af.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Op Robinia komt nog een andere mineerder voor: Phyllonorycter robiniella. Deze soort maakt blaarvormige gangen zonder uitstulpingen.

Schade:
Een massale aantasting kan groeiremmend werken. Daarnaast kan de bijenteelt grote schade lijden, daar Robinia pseudoacacia een belangrijke bron van nectar is.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort heeft zich inmiddels over grote delen van Europa verspreid. De soort is in Nederland (Zuid-Limburg) voor het eerst in 2000 gesignaleerd.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.