Nederlandse naam:
Dennenvoetzwam
Wetenschappelijke naam:
Phaeolus schweinitzii

Wetenschappelijke naam: Phaeolus schweinitzii
Synoniemen: —
Nederlandse naam: Dennenvoetzwam
Taxonomische indeling: Basidiomycetes; Polyporaceae

Beschrijving en levenscyclus:
Nabij de voet van de boom verschijnen vanaf mei cirkelvormige tot kussenvormige, gesteelde zwammen met een enigszins holle, trechtervormige hoed. De hoed is 10 tot 30 cm breed en is aanvankelijk wollig geeloranje en later viltig roodbruin met een stompe gele rand en met concentrische ringen. In een nog later stadium zijn de hoeden min of meer glad. De onderkant, die uitloopt in een korte, bruine steel heeft grote, hoekige poriën, is glimmend geel tot olijfgroen en neemt bij kneuzing een donkerder kleur aan. In de loop van november wordt het vruchtlichaam slap dan wel kurkachtig en verkleurt tot diep zwartbruin. De vruchtlichamen komen zowel solitair als in groepen voor, een enkele keer als cluster van dakpansgewijs aaneengegroeide exemplaren. De schimmel kan zich ook handhaven als saprofyt op reeds afgestorven bomen of stobben. De steel is dan vaak minder opvallend of slechts rudimentair aanwezig.

Type aantasting:
Houtparasitaire, bruinrot veroorzakende schimmel in het kernhout van de boom.

Waardplanten:
Diverse naaldboomsoorten, met name douglas (Pseudotsuga), lariks (Larix), den (Pinus) en fijnspar (Picea).

Aangetaste plantendelen:
Wortels, stamvoet en stam (tot enige meters hoogte).

Aantastingsbeeld:
Aan de buitenzijde van de boom is doorgaans alleen het vruchtlichaam van de schimmel te zien. Dit bevindt zich vaak naast de stamvoet op de grond.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Het schadebeeld vertoont enige overeenkomst met dat van de Wortelzwam (Heterobasidion annosum) en de Grote sponszwam (Sparassis crispa).
Verder vertoont het vruchtlichaam enige gelijkenis met de (minder vaak voorkomende) schimmel Onnia triqueter. Deze is echter kleiner (3 – 10 cm), maar veroorzaakt eveneens bruinrot dat echter als regel beperkt blijft tot het wortelstelsel van de boom.

Schade:
De schimmel is een houtparasiet die in eerste instantie het kernhout aantast. Aangetaste stammen worden daardoor op den duur gevoelig voor windbreuk. Bij ernstige aantasting van het wortelstelsel kan eveneens windworp optreden.

Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de aantasting, vooral bij den, douglas en lariks zeer algemeen voor.

Bestrijding:
Teelt: De schimmel zélf kan moeilijk worden bestreden, maar de kans op infectie kan worden
verkleind door de boom gezond te houden en vooral schade aan de stamvoet en de wortels
(bijvoorbeeld bij het uitslepen van geveld hout) te voorkomen.
Sanitair: Er is nog te weinig inzicht in de mate waarin groeiplaatsfactoren en teeltmaatregelen (zoals
menging van boomsoorten en vergroting van de plantafstand) van invloed zijn op een
eventuele aantasting, maar in het algemeen wordt aangeraden om bomen waar in de buurt
vruchtlichamen van de schimmel zijn waargenomen voortijdig te vellen in verband met de
nog resterende houtwaarde van de boom.
Chemisch:In de praktijk niet van toepassing.

Aanvullende opmerkingen:
Bij een aantasting die al meerdere jaren in een boom zit is soms een terpentijngeur rond de boom waarneembaar.