Wetenschappelijke naam: Phloeosinus thujae, Phloeosinus bicolor (syn. P. aubei),
Phloeosinus rudis
Nederlandse naam: Thujabastkevers en Japanse thujabastkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Scolytidae
Beschrijving en levenscyclus:
Scolytidae zijn meestal kleine, donkerbruine of zwarte kevertjes met zeer korte snuit, knievormig gebogen antennen met een min of meer ovale tot bolvormige eindknots en gladde of dun behaarde dekschilden.
In het voorjaar boren de kevers een gang onder de bast van vooral verzwakte of stervende bomen. Aan de rand van deze gang worden de eieren in nisjes afgezet. De larven vreten hun gangen min of meer loodrecht op de moedergang, waardoor tenslotte een verward netwerk ontstaat. Aan het einde van de larvengang vindt de verpopping plaats. Van daaruit boren de jonge kevers openingen naar buiten. De meeste soorten van deze familie tasten slechts sterk verzwakte bomen aan, zodat ze, bosbouwkundig gezien, minder belangrijk zijn.
In Nederland zijn de thujabastkevers Phloeosinus bicolor en Phloeosinus thujae van oorsprong aanwezig. De Japanse thujabastkever Phloeosinus rudis kwam niet voor in Europa maar deze is in 2004 waarschijnlijk via de Rotterdamse haven in Nederland gearriveerd. De drie bastkevers worden hier samengevoegd omdat hun levenswijzen sterk op elkaar lijken.
Adult: de kevers zijn 1,5 – 3,0 mm lang en hebben een kort en eivormig lichaam Zwartbruin van kleur, geelachtig behaard. Voelsprieten geel, poten roestrood. De voorste rand van het oog is diep ingesneden. De drie kevers zijn voor een leek moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Larve: de larve is enkele mm’s lang, wit, pootloos en weinig beweeglijk.
De volwassen kever boort zich in de bast en maakt tussen bast en hout een paringskamer. Van daaruit worden moedergangen geknaagd, deze gaan tot in het spinthout. De lengte van een moedergang bedraagt 2 – 2,5 cm maar die van de Japanse thujabastkever wel tot 16 cm. . De larven knagen hun gangen haaks op de moedergang. De popwieg ligt tot 4 mm diep tussen bast en spinthout of in de schors . De oude kevers voeren een zogenaamde regeneratievraat uit voordat ze een tweede generatie gaan produceren. De jonge kevers voeren in jonge twijgen een rijpingsvraat uit waardoor de twijgen vaak afsterven.
De soort broedt in stammen en takken van jonge en oudere Cypressen, vooral als deze reeds door honingzwam .(Armillaria, droogte of graafwerkzaamheden zijn verzwakt. De soort is van betekenis bij de pas geplante heesters van Cupressus, Juniperus en Thuja, die door de plantschok nog zijn verzwakt. De soort brengt één en soms twee generaties per jaar voort. De larven overwinteren in de schors, na de verpopping verlaten de jonge kevers de boom via kleine ronde gaatjes.
Type aantasting:
Gangenstelsels in de bast van de stam en takken.
Waardplanten:
Voornamelijk Cupressaceae, zoals Juniperus communis, J. pseudosabina, J. chinensis, Thuja occidentalis, Cupressus pisifera, C. sempervirens en s ook op Chamaecyparis, Sequoia en Wellingtonia.
Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.
Aantastingsbeeld:
De soort broedt in stammen en takken van jonge en oudere Cupressen, vooral als deze reeds door de honingzwam – Armillaria, droogte of graafwerkzaamheden zijn verzwakt. Soms worden jonge planten van Juniperus en Thuja in boomkwekerijen aangetast. Vaak broedt de kever in geveld hout en in pas dode bomen. .
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Er is geen verwarring mogelijk.
Schade:
De soort is van betekenis bij pas geplante heesters van Cupressus, Juniperus en Thuja, die door de plantschok zijn verzwakt. Bij sierplantsoen kan schade ontstaan door de rijpingsvraat van de jonge kevers in de uiteinden van de jonge twijgen. In sierplantsoen kan schade ontstaan door de rijpingsvraat van de jonge kevers in de uiteinden van de jonge twijgen.
De Japanse thujabastkever P. rudis is groter dan de beide inlandse soorten P. bicolor en P. thujae. De Japanse soort is ook veel schadelijker gebleken want op verschillende begraafplaatsen zijn oude 60-jarige bomen gedood. Ook zijn er in verschillende steden complete hagen van Chamaecyparis afgestorven. De grote aantastingen lijken voorbij maar omdat de Japanse soort hier nog steeds aanwezig is kan er bij grote droogte weer een grootschalige sterfte optreden. Aantastingen van de kleinere inlandse soorten P. bicolor en P. thujae worden nalleen bij jonge planten aangetroffen.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Alle drie genoemde thujabastkevers zijn in Nederland aanwezig.
Bestrijding:
Thujabastkevers zijn zwakteparasieten. In het stedelijk gebied kan men proberen de planten in een goede conditie te houden door het geven van water in droge zomers.