Wetenschappelijke naam: Pissodes castaneus
Synoniemen: Pissodes notatus
Nederlandse naam: Kleine dennensnuitkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae
Beschrijving en levenscyclus:
Curculionidae is een grote en belangrijke familie van snuitkevers. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout of plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten.
Adult: De kever is 5 – 7 mm lang. De dekschilden zijn roodbruin met twee gele dwarsbanden, waarvan de voorste in het midden is onderbroken. Het halsschild heeft twee witte vlekjes. De voelsprieten zijn ongeveer halverwege de snuit ingeplant.
Ei: De eitjes worden in bastgroeven in kleine hoopjes van 2 – 8 stuks afgezet.
Larve: De larve is tot ongeveer 10 mm lang. Ze is binnenwaarts gebogen, gelig wit, pootloos, bruine kop.
In het voorjaar komen de in de grond overwinterende kevers tevoorschijn. Ze leggen de eitjes in mei en juni in de bast van verzwakte jonge dennen, bij voorkeur in de buurt van de takkransen aan de stamvoet, soms ook in toppen van jonge boompjes. De larve ontwikkelt zich als regel tussen bast en hout. In het najaar vindt de verpopping in het hout plaats in een met houtknaagsel beklede popwieg. Vanaf augustus verschijnen de jonge kevers, die aan de stamvoet onder mos of strooisel overwinteren. Er is één generatie per jaar. Soms vindt overwintering in het larven- of popstadium plaats.
Type aantasting:
Gangenstelsel aan de stamvoet.
Waardplanten:
De soort tast vooral 4 – 15 jaar oude bomen van Pinus aan, soms ook oudere dennenbomen.
Aangetaste plantendelen:
Stamvoet.
Aantastingsbeeld:
Onder de bast aan de voet van het stammetje, zitten kronkelige, evenwijdig naar beneden gerichte, steeds breder wordende gangen, die eindigen in een met houtknaagsel beklede holte (popwieg) in het hout.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort lijkt wel op de dennestaaksnuitkever, Pissodes piniphilus, maar deze tast vooral bomen van dertig jaar en ouder aan.
Schade:
Doordat vrijwel uitsluitend kwijnende bomen worden aangetast is het economisch nadeel niet erg groot. Als een jonge beplanting door deze snuitkever ten gronde gaat, is er bijna altijd een andere (primaire) oorzaak voor het kwijnen aan te wijzen. De soort komt bijvoorbeeld voor in slecht groeiende duinbeplantingen.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland algemeen voorkomende snuitkever.
Bestrijding:
Alle kwijnende dennetjes dienen te worden opgeruimd.