Nederlandse naam:
Pissodes piceae
Wetenschappelijke naam:
Pissodes piceae

Wetenschappelijke naam: Pissodes piceae
Synoniemen: –
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae

Beschrijving en levenscyclus:
Curculionidae is een grote en belangrijke familie van snuitkevers. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout of plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten.

Adult: lengte 7 – 11 mm. Roest- tot donkerbruine dekschilden met slechts één brede, lichtgele dwarsband in de achterste helft. Halsschild met twee witte vlekjes. De sprieten iets meer naar voren ingeplant dan bij P. notatus.

Larve: kleiner dan die van de grote dennensnuitkever (Hylobius abietis), binnenwaarts gebogen, gelig wit, pootloos, met bruine kop.

Meteen nadat de kevers hun overwinteringsplaats hebben verlaten beginnen ze aan hun rijpingsvraat, bij voorkeur op sappige plekken (verwondingen) van boomstronken, stammen, takken en vers verwerkt hout. Daarna volgt de paring. De vrouwtjes knagen een gaatje in de stam of tak en leggen hun eitjes in groepjes van 10 – 20 stuks in de bast. De larven leven onder de schors waar ze onregelmatige gangen in de bast knagen. De gangen bereiken een lengte van 50 – 70 cm. Ze verpoppen in een ijl spinsel dicht onder de schors. Zowel de larvengang als popwieg bereiken zelden het spinthout. De soort heeft een voorkeur voor 40 – 80-jarige bomen, waarbij vooral zieke, beschadigde of kwijnende bomen worden aangetast; in gezonde bomen kunnen de larven in de sterkere harsvloed ‘verdrinken’. Vaak treedt de soort in het voetspoor van andere insecten.

Type aantasting:
Gangenstelsels in de bast.

Waardplanten:
De soort tast alleen Abies aan.

Aangetaste plantendelen:
Stam en takken.

Aantastingsbeeld:
Na het afzetten van de eitjes in de bast lijkt het, alsof de stammen met kalk zijn bespat, omdat uit de boorgaatjes hars naar buiten vloeit. In de bast ligt een dicht net van de larvengangen.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting op Abies is uniek.

Schade:
P. piceae kan mede verantwoordelijk zijn bij ‘dennensterfte’. Door de vele gaatjes en gangen in het hout verzwakken de bomen en worden extra gevoelig voor storm- en sneeuwschade.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort komt niet in Nederland voor.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.