Wetenschappelijke naam: Pissodes spp.
Synoniemen: –
Nederlandse naam: diverse naaldhoutsnuitkevers
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae
Beschrijving en levenscyclus:
Curculionidae is een grote en belangrijke familie van snuitkevers. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout of plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten.
De 8 van vele, in Europa voorkomende Pissodes-soorten, behoren tot de bekendste en gevaarlijkste naaldhoutbelagers.
Adult: 4 tot 11 mm lange kevers zijn bruinachtig tot zwart van kleur. De dekschilden lopen bijna parallel, waarbij elke soort zijn eigen specifieke tekening heeft. De voelsprieten zijn ongeveer halverwege de snuit ingeplant. Ze zijn net zo lang als de kop en het eerste borstsegment bij elkaar.
Ei: de eitjes worden in bastgroeven in hoopjes van 1 – 30 stuks afgezet.
Larve: de pootloze larve is tot ongeveer 10 mm lang. Ze is binnenwaarts gebogen. In de eerste levensfasen is ze doorschijnend, later gelig wit met bruine kop.
De biologie van de meeste Pissodes-soorten lijkt sterk op elkaar. In het voorjaar komen de in de grond overwinterende kevers tevoorschijn. Ze leggen de eitjes in mei en juni in de bast van verzwakte naaldbomen, bij voorkeur in de buurt van de takkransen aan de stamvoet, soms ook in toppen van jonge boompjes. De larve ontwikkelt zich als regel tussen bast en hout. In het najaar vindt de verpopping in het spinthout plaats in een met houtknaagsel beklede popwieg. Vanaf augustus verschijnen de jonge kevers, die aan de stamvoet onder mos of strooisel overwinteren. Er is één generatie per jaar. Soms vindt overwintering in het larven- of popstadium plaats.
Type aantasting:
Gangenstelsels in stammen van jonge bomen.
Waardplanten:
De soorten tasten Pinus op verschillende leeftijden aan. Pissodes piceae komt uitsluitend op Abies alba voor.
Aangetaste plantendelen:
Stamvoet.
Aantastingsbeeld:
Onder de bast van de stam zitten kronkelige, evenwijdig naar beneden gerichte, steeds breder wordende gangen, die eindigen in een met houtknaagsel beklede holte (popwieg) in het hout.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De popwieg van dit geslacht wordt door een laagje witachtig of geelachtig laagje houtknaagsel bedekt. Dit beeld is zo karakteristiek, dat het met zekerheid op een Pissodes-soort wijst.
Schade:
De Pissodes-soorten zijn in het algemeen secundaire belagers. Ze broeden gewoonlijk in slecht groeiende, onderdrukte, verzwakte en kwijnende bomen. Ze vinden altijd wel verzwakte exemplaren om te broeden. Ze kunnen zich zeer snel vermeerderen en vormen daarmee voor het bos een blijvend gevaar.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland komen de meeste Europese Pissodes-soorten algemeen voor. Slechts van P. castaneus (notatus) en P. piniphilus zijn aantastingen in slecht groeiende duinbeplantingen gemeld.
Bestrijding:
Alle kwijnende bomen dienen te worden opgeruimd.