Wetenschappelijke naam: Platypus cylindrus
Synoniemen: Bostrichus cylindrus
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Coleoptera: Platypodidae
Beschrijving en levenscyclus:
Een kever die in vrijwel geheel Europa voorkomt en daar de enige vertegenwoordiger van de familie Platypodidae is. De kever lijkt sprekend op een schorskever, Scolytidae, maar heeft een langgerekter lichaam. Biologisch is het een schimmelkwekende, monogame houtbroeder in staande of pas gevelde eiken maar ook wel in een aantal andere loofboomsoorten. Tussen de geslachten vindt een arbeidsverdeling plaats: de vrouwtjes knagen de broedgangen, waarbij de mannetjes niet helpen, maar wel het knaagsel verwijderen. Aangezien deze gangen tot diep in het kernhout liggen, kan aan het werkhout een aanzienlijke technische schade worden toegebracht.
Adult: De kever is 4,7 tot 5,8 mm lang. Het mannetje is doorgaans iets kleiner dan het vrouwtje. Het lichaam is donker roodbruin tot zwartbruin. Het halsschild is zwak glanzend. Dekvleugels zijn van puntige strepen voorzien en de tussenruimten zijn dicht gepuncteerd. De achtste tussenruimte eindigt met een grote, naar achteren en naar buiten gerichte tand.
Larve: De larve is ongeveer 5 mm lang en pootloos. Het lichaam is uitgerekt en cilindervormig. De kop is bruin en sterk verbreed. Ze zijn zeer beweeglijk.
Het broedbeeld van de kever heeft de vorm van een meervoudig vertakt gangenstelsel. De kever vliegt van juli tot september. Het mannetje boort een korte ingang tot de paringskamer. Daarna neemt het vrouwtje alle booractiviteiten over. Het mannetje helpt het vrouwtje door het uitgeknaagde boormeel naar achteren door het inganggat naar buiten te werken. Het vrouwtje boort meestal tot het kernhout. Daar buigen de gangen af en lopen ze evenwijdig met de jaarringen. De eitjes worden in kleine hoopjes willekeurig afgezet. De jonge larven zijn in tegenstelling tot andere houtborende keversoorten zeer beweeglijk. Ze bewegen door het gangensysteem en voeden zich met de Ambrosia-schimmel die aan de gangwanden groeit. De periode waarin het vrouwtje haar eitjes legt is vrij lang. Samen met de tijd die de larven voor hun ontwikkeling nodig hebben (ongeveer twee maanden) kunnen later in het jaar alle ontwikkelingsstadia van de soort tegelijkertijd worden aangetroffen. De volwassen larven knagen aan het einde van de zijgang een korte dwars op de gang lopende popwieg. De gang met de popwiegen heeft dan de vorm van een ladder. De jonge uitkomende kevers overwinteren binnen in de gang. Een deel van deze jonge kevers vliegt wel in de herfst uit maar boort zich weer in de stam om daar te overwinteren. De generatie is éénjarig.
Type aantasting:
Gangenstelsel tot in het kernhout.
Waardplanten:
De soort prefereert Quercus-soorten. Bij uitzondering wordt de kever ook in Fagus, Fraxinus, Castanea, Prunus, Tilia, Ulmus en Juglans aangetroffen.
Aangetaste plantendelen:
Stam.
Aantastingsbeeld:
De kevers boren in de radiale richting van de stam tot in het kernhout, waar de boorgang afbuigt en verder evenwijdig met de jaarringen loopt. Ze dringen dieper in het kernhout, waarbij ook zijgangen worden geboord. De gangen verkleuren door het optreden van schimmels. Aanvankelijk is het boormeel grof, later wordt het fijner.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting lijkt wel wat op die van de ongelijke houtkever, Xyleborus lineatus.
Schade:
De kevers kunnen aanzienlijke technische schade aan hout veroorzaken.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is niet in Nederland aanwezig.
Bestrijding:
Een reeks maatregelen kan de aantasting belangrijk verminderen.
Om de populatie op een laag niveau te houden dienen bomen met afgebroken top of afgebroken zware takken te worden verwijderd. Tijdig afvoeren van het stamhout voordat de kever in juli gaat vliegen, is zeer aan te bevelen. Het onder water bewaren van het hout verhindert het inboren van de kever.