Wetenschappelijke naam: Pseudaulacaspis pentagona
Synoniemen: –
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Hemiptera: Diaspididae
Beschrijving en levenscyclus:
De luis is wereldwijd verspreid en vermoedelijk uit Japan afkomstig. De schildluis heeft een voorkeur voor warmere gebieden. In Europa komt ze dan ook alleen in het zuiden voor.
De soort behoort tot de familie van de echte schildluizen (Diaspididae). Mannetjes en vrouwtjes zijn sterk verschillend (seksueel dimorfisme). De vrouwtjes zijn ongevleugeld en beschermd door een los zittend wasachtig of doornachtig schildje. De schildjes zijn per soort maar ook per individu erg verschillend van vorm en grootte. Onder het schildje worden de eitjes afgezet waarna het vrouwtje sterft. De meeste wijfjes zijn behalve vleugel- ook pootloos en alleen hun zuigende monddelen verraden hun verwantschap met andere halfvleugeligen, zoals wantsen (Hemiptera). De weinig voorkomende en kleinere mannetjes van schildluizen hebben één paar vleugels en lijken wel wat op mugjes. De jonge larven komen onder het schildje vandaan en verplaatsen zich over de stam en dikkere takken. De voortplanting kan zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk (parthenogenetisch) plaatsvinden. Daardoor kan de soort zich zeer snel vermeerderen.
Adult: het lichaam van het vrouwtje dat onder het schildje zit is ovaal, breed en geelgekleurd; het is groter maar minder opvallend dan dat van het mannetje. Het schildje van het vrouwtje is rondachtig en witachtig van kleur. De doorsnede van het schildje bij het vrouwtje is 1,8-2,8 mm. Het mannetjesschild is langwerpig, smal, sneeuwwit van kleur met drie in de lengte lopende ribben.
Microscopisch kleine kenmerken: beide klieren voor de vervelling (larvenexuvia) zijn roodbruin.
Eitjes: de eitjes waar vrouwelijke luizen in zitten zijn koraalachtig rood gekleurd; die met de mannetjes meer witachtig roze.
Van de soort overwintert alleen het volwassen vrouwtje. Ze begint soms al in maart met het leggen van eitjes. Elk vrouwtje produceert circa 100 eitjes. Er zijn meerdere generaties per jaar. In mei komen de eitjes van de eerste generatie uit. De eitjes van de tweede generatie komen in augustus en die van de derde generatie in september. Aangezien het leggen van de eitjes langer dan een maand duurt komen de jonge larven ook gedurende een langere periode dan een maand uit.
Type aantasting:
Het zuigen aan stam en dikkere takken.
Waardplanten:
De soort heeft een voorkeur voor Prunus-soorten zoals perzik, kers en andere fruitbomen en is een zeer belangrijke belager van Morus-soorten. Van de bosbomen komt hij voor bij Salix, Populus, Juglans, Ulmus, Aesculus, Fraxinus, Catalpa en soms Pinus. Voor de bosbomen is de soort nauwelijks schadelijk.
Aangetaste plantendelen:
Stam en dikkere takken.
Aantastingsbeeld:
Deze schildluis zit vooral op de verhoute delen van de stam en de dikkere takken. Het is niet ongewoon dat de schors van de hele boom volkomen met schildluizen is bedekt.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Er komen meerdere soorten schildluizen bij loofbomen voor.
Schade:
De populatie van deze schildluis groeit zeer snel en hun zuigactiviteiten kunnen resulteren in het afsterven van dikke takken en zelfs van hele bomen. Deze schildluis wordt tot een van de gevaarlijkste belagers van Prunus- (perzik en kers) en Morus- soorten gerekend.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is niet in Nederland aanwezig.
Bestrijding:
In sommige landen worden sluipwespen zoals Aspidiophagus citrinus en vooral Prospaltella berlesei als biologische bestrijding ingezet.