Nederlandse naam:
Pterocallis alni
Wetenschappelijke naam:
Pterocallis alni

Wetenschappelijke naam: Pterocallis alni
Synoniemen: Myzocallis alni
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Hemiptera: Callaphididae

Beschrijving en levenscyclus:
De bladluizen (Callaphididae) zijn insecten waarvan het laatste lid van de voelsprieten een variabele lengte heeft. De twee horentjes (siphunculi)aan het uiteinde van het achterlijf zijn stomp of breed kegelvormig. Soms zijn ze echter lang en gezwollen. Het anaal plaatje is vaak in twee kwabben gesplitst en het achterlijf eindigt in een soort knobbel of is rond. Binnen één soort komen zowel gevleugelde als ongevleugelde imago’s voor. De meeste bladluizen voltooien hun levenscyclus op één soort waardplant. Ze overwinteren als ei. Hieruit verschijnen de zogenaamde stammoeders. Dit zijn ongevleugelde vrouwtjes die in het voorjaar zonder bevruchting (parthenogenetisch) levende jongen baren. De meeste van deze jongen zijn ongevleugeld en allemaal vrouwelijk. De gevleugelde vormen nemen in het late voorjaar en de zomer in aantal toe en zij verspreiden zich naar andere planten. De bladluizen voeden zich hoofdzakelijk met de sappen van bladeren en jonge scheuten van planten. Daarvoor zijn ze met een lange zuigsnuit uitgerust. Hun voortplantingsvermogen is enorm. Ze ontwikkelen zich binnen een korte tijd tot zeer talrijke kolonies en kunnen aanzienlijke schade aan de gewassen veroorzaken. Door het spijsverteringsstelsel van de luis wordt daarnaast nog honingdauw geproduceerd.

Adult: volwassen luis is 1,3 – 2,0 mm lang. Zowel ongevleugelde als gevleugelde exemplaren zijn geelachtig wit tot geelachtig groen met voelsprieten met zwarte ringen en zwarte poten.

De overwinterende eitjes komen vroeg in het voorjaar uit. De larven voeden zich vanaf maart aan de onderzijde van de bladeren. De bladluis vormt reeds gauw kolonies, die zich tot in de zomer uitbreiden. Alle luizen ontwikkelen zich later tot gevleugelde vormen. De seksuele vormen komen in september tevoorschijn en de vrouwtjes deponeren hun eitjes op de twijgen van de voedselplant.

Type aantasting:
Zuigen aan bladeren.

Waardplanten:
De soort is in Alnus–soorten gespecialiseerd.

Aangetaste plantendelen:
Bladeren.

Aantastingsbeeld:
Zuigen aan de bladeren.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort kan met andere bladluizen worden verward.

Schade:
Hoewel de twijgen en uitlopers ogenschijnlijk weinig tot helemaal niet onder de aantasting te lijden hebben, worden de bladeren door overmatige productie van honingdauw en zich daarop ontwikkelende roetdauw ontsierd.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland weinig voorkomende soort.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.