Nederlandse naam:
Pyrrhalta luteola
Wetenschappelijke naam:
Pyrrhalta luteola

Wetenschappelijke naam: Pyrrhalta luteola
Synoniemen: Galerucella luteola; G. crataegi, G. xanthomelaena
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Coleoptera: Chrysomelidae

Beschrijving en levenscyclus:
De familie van bladhaantjes (Chrysomelidae) omvat zeer veel soorten. Het zijn bijna alle bladeters. De meeste soorten zijn klein, langwerpig eivormig en vele zijn fraai gekleurd en vaak metaal -glanzend. Larven hebben vaak wratachtige verhevenheden of krachtige doornen en leven meestal vrij op planten. Ze bezitten borstpoten.

Adult: 5,5 tot 7 mm lang. Het lichaam is naar achteren verbreed. Dekvleugels zijn behaard, geelbruin tot olijfgroen met zwarte basis en lange binding aan de schouder. Het halsschild heeft een donkere driehoekige vlek en nog drie andere donkere vlekken. Op het voorhoofd zitten zwarte bultjes.

Ei: citroenvormig, 1,0 bij 0,5 mm, bleekgeel tot bruinachtig wit; met voortschrijdende ontwikkeling steeds donkerder van kleur. De oppervlaktestructuur is honingraatvormig.

Larve: jonge larfjes zijn zwart. Volwassen larven zijn 8 – 9 mm lang, matgeel met donkere strepen op de rug en met haarborstels. Kop, poten en wratjes zijn zwart.

Pop: 5 – 7 mm; glanzend geel tot oranjegeel, schaars van haarborstels voorzien. Hun onderzijde is gekromd.

De kevers verlaten in april en mei hun overwinteringplaatsen en knagen onregelmatige gaatjes in bladeren, waarbij de bladnerven worden gemeden. Het vrouwtje legt eitjes in 2 – 4 rijen naast elkaar aan de onderzijde van het blad waar ze met chitineus vocht en excrementen worden vastgemaakt en afgedekt. Een vrouwtje kan 400 – 1100 eitjes afzetten. Jonge larven verschijnen vanaf mei. In de beginstadia scheiden ze een kleverige vloeistof uit om zich vaster aan het blad te hechten. In het beginstadium wordt het bladmoes opgezogen. Later gaan ze het jonge zachte blad aan de onderzijde skeletteren. De jonge larven kunnen op oudere taaie bladeren niet overleven. Pas na 12 dagen zijn ze daartoe in staat. Hun vraat vernietigt het blad volkomen. Begin juni vindt de verpopping plaats op twijgen, in schorsspleten, tussen de gevallen bladeren e.d. De eerste generatie jonge kevers verschijnt begin juni. De tweede generatie ontwikkelt zich sneller, zodat de jonge kevers al begin juli verschijnen. In Zuid-Europa worden drie generatie per jaar voortgebracht.

Type aantasting:
Vraat en skeletteren van bladeren.

Waardplanten:
Gespecialiseerd op Ulmus-soorten van alle leeftijden en wordt over het algemeen voor de meest voorkomende belager van de iep over de aardbol gehouden. Ulmus carpinifolia wordt het meest gebruikt. Soms komt de kever ook voor op Aesculus en Zelkova.

Aangetaste plantendelen:
Bladeren.

Aantastingsbeeld:
De kevers knagen gaatjes in het blad. De larven skeletteren de bladeren. Na een sterke aantasting zijn de boomkronen bruin geworden.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting is vrij specifiek.

Schade:
In de zomer kan het tot kaalvraat komen. Als gevolg hiervan wordt de groei van de takken en bomen vertraagd. Een herhaalde aantasting kan de bomen aanzienlijk verzwakken en ontvankelijk maken voor de iepenspintkevers, Scolytus spp. en Ceratocystis ulmi – de iepenziekte, waarna de bomen meestal afsterven.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is niet in Nederland aanwezig.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.