Nederlandse naam:
Oestervormige vruchtboomschildluis
Wetenschappelijke naam:
Quadraspidiotus ostreaeformis

Wetenschappelijke naam: Quadraspidiotus ostreaeformis
Synoniemen: Aspidiotus tiliae, A. hippocastani,
Nederlandse naam: Oestervormige vruchtboomschildluis
Taxonomische indeling: Hemiptera: Diaspididae

Beschrijving en levenscyclus:
De familie van echte schildluizen heeft een karakteristiek wasachtig of doornachtig schildje waaronder het individu leeft. De meeste vrouwtjes zijn vleugel- en pootloos en alleen hun sapzuigende monddelen verraden hun verwantschap met andere halfvleugeligen (Hemiptera). De weinig voorkomende mannetjes van schildluizen hebben één paar vleugels en lijken wel wat op mugjes. De soort plant zich ongeslachtelijk voort, waarbij een vrouwtje in de regel vele honderden eitjes onder haar eigen schildje afzet.

Adult: het lichaam van het vrouwtje is peervormig en citroengeel. Het vrouwtjesschild is min of meer rond van vorm en zwak gewelfd, asgrauw tot zwartgrijs gekleurd. Haar buikschild wit en week; de lengte bedraagt 1,5 tot 1,9 mm. Haar anale schild (pygidium) is bruinachtig. Het mannetjesschild is langgerekt, licht- tot donkergrijs, met een diameter van 1,2 mm

De soort kan zich geslachtelijk (sexueel) alsook ongeslachtelijk (parthenogenetisch) voortplanten.
In de meeste delen van Europa verschijnen de luizen vanaf eind april. De vrouwtjes zetten hun eitjes van april tot augustus af. Een vrouwtje legt gemiddeld ca. 110 eitjes onder haar schild. Reeds na enkele dagen verschijnen de larven, die onder het schildje vandaan kruipen en zich over de waardplant verspreiden. De verdere ontwikkeling vordert langzaam, want na het tweede larvenstadium overwinteren ze. De levenscyclus van deze soort is eenjarig.
Het met zekerheid determineren van schildluizen is erg lastig. Meestal is hierbij een microscoop nodig en moet een speciale determinatiesleutel gebruikt worden.

Type aantasting:
Het zuigen aan takken, knoppen en vruchten.

Waardplanten:
Voornamelijk op fruitbomen zoals Malus, Pyrus en Prunus. De soort gebruikt ook veel loofboomsoorten, zoals Salix, Populus, Juglans, Betula, Alnus, Carpinus, Ostrya, Corylus, Fagus, Quercus, Ulmus, Platanus. De schade aan de laatste groep is doorgaans niet ernstig.

Aangetaste plantendelen:
Takken, knoppen en vruchten.

Aantastingsbeeld:
De schildluizen zuigen aan takken, knoppen en vruchten. Op de vruchten ontstaan zwarte stippen; bij appels vooral rond de neus.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort kan mogelijk worden verward met andere schildluizen.

Schade:
Reeds bij een geringe bezetting met deze schildluis kan een tak in korte tijd verdorren en afsterven. Bij een zwaardere aantasting wordt een boom in 2 – 3 jaar gedood. Met name in fruitteeltgebieden kan hierdoor grote schade worden aangericht. De schade aan bosbomen is doorgaans niet ernstig.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is in Nederland niet aanwezig.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.