Nederlandse naam:
San José-schildluis
Wetenschappelijke naam:
Quadraspidiotus perniciosus

Wetenschappelijke naam: Quadraspidiotus perniciosus
Synoniemen: Aspidiotus andromela, A. fusca
Nederlandse naam: San José-schildluis
Taxonomische indeling: Hemiptera: Diaspididae

Beschrijving en levenscyclus:
Een soort uit de familie van de echte schildluizen, Diaspididae, die extreem polyfaag is. De soort gebruikt voornamelijk fruitbomen als voedselplant en voorts een groot aantal loofboomsoorten. Door het zuigen van de luis verdorren de takken van oudere bomen en sterven jongere bomen af. Dit is een van de bekendste en gevaarlijkste schildluissoorten. Deze beruchte schildluis komt nog niet in Nederland voor.
De familie van echte schildluizen heeft een karakteristiek wasachtig of doornachtig schildje waaronder het individu leeft. De meeste vrouwtjes zijn vleugel- en pootloos en alleen hun sapzuigende monddelen verraden hun verwantschap met andere halfvleugeligen (Hemiptera). De weinig voorkomende mannetjes van schildluizen hebben één paar vleugels en lijken wel wat op mugjes. De soort plant zich ongeslachtelijk voort, waarbij een vrouwtje in de regel vele honderden eitjes onder haar eigen schildje afzet.

Adult: in het volwassen stadium heeft het vrouwtje een kegelvormig, zwak gewelfd rondachtig schildje met een diameter van 1,7 tot 2,2 mm. Het is donkergrijs tot zwart gekleurd. Het lichaam van het vrouwtje onder het schildje is geel gekleurd, na het uitkomen eerst peerachtig, later bijna rondachtig. Het mannetjesschild is langgerekt, ovaal, grijs, met een diameter van 0,8 tot 1,0 mm.
Het met zekerheid determineren van schildluizen is erg lastig. Meestal is hierbij een microscoop nodig en moet een speciale determinatiesleutel gebruikt worden

De waarschijnlijk uit Oost-Azië afkomstige soort werd reeds in de vorige eeuw naar Europa gebracht en heeft zich daar binnen enkele decennia in bijna alle warmere fruitteeltgebieden gevestigd. Er komen, afhankelijk van het klimaat, twee tot vijf generaties per jaar voor. In Midden-Europa verschijnen de adulten vanaf eind april. De vrouwtjes zetten hun eitjes in juni – augustus af. Het vrouwtje legt gemiddeld 110 eitjes. In Midden-Europa overwinteren de larven van de eerste generatie (ook ‘zwarte punten’ genoemd), in Zuid-Europa overwinteren ook andere ontwikkelingsstadia. De voortplanting is geslachtelijk (bisexueel) en eierleggend (ovipaar).

Type aantasting:
Zuigen aan takken en vruchten.

Waardplanten:
De polyfage soort komt op veel fruitbomen voor zoals Malus, Pyrus en Prunus. Andere belangrijke boomsoorten zijn Salix, Populus, Juglans, Betula, Alnus, Carpinus, Corylus, Fagus, Castanea, Ulmus, Platanus, Sorbus, Robinia, Eucalyptus, Tilia, Acer, Aesculus, Fraxinus, Catalpa.

Aangetaste plantendelen:
Takken en vruchten.

Aantastingsbeeld:
De schildluizen bevinden zich op takken en vruchten. Op vruchten zoals appel ontstaan rode vlekken. Bij oppervlakkig aansnijden van een tak is, op de plaats waar de luizen hebben gezogen, een rode verkleuring in de bast zichtbaar. De soort heeft voorkeur voor verhoute boomdelen maar komt ook op bladeren en vruchten voor.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort lijkt veel op Quadraspidiotus ostreaformis.

Schade:
Onttrekking van voedingsstoffen en de toxische werking van het speeksel veroorzaken verdroging en knobbels bij takken en twijgen van oudere bomen en het afsterven van jonge bomen.
Reeds bij een geringe bezetting van deze schildluis kan een tak in korte tijd afsterven. Bij een zwaardere aantasting wordt een boom in 2 – 3 jaar gedood. Met name in fruitteeltgebieden kan hierdoor grote schade ontstaan.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is niet in Nederland aanwezig.

Bestrijding:
Voor de biologische bestrijding worden sluipwespen, Apheliniden, gebruikt. Verder zijn er lokstoffen (feromonen) in de handel. In veel landen bestaan strenge wettelijke besluiten over de methode van de bestrijding.